Van de 288 schoten per uur vallen in de strook 74 213. Oppervlakte strook 15000 M2., oppervlak doel 30 M2. Trefkans 3015000 13 2'5 projectiel- Een dergelijke vuurwijze is dus wel wat loonender, als ze tenminste gelukt. Maar hoe zal de vijand daarop reageeren? Natuurlijk door camouflage, waartoe eenige hexietkaarsen worden verbrand op het daartoe geëigende punt in verband met de windrichting. Heeft hij die niet, dan zal hij toch zeker eenige rookvuurtjes aan steken, waartoe iedere kampong gelegenheid biedt. Oplossing IV. Een verleidelijke oplossing is nog afsluitingsvuur te geven op één punt van den weg. Welk punt zou men daartoe nemen? Het ligt voor de hand punt F. te kiezen, omdat de voertuigen daar hun lange zijde moeten bieden en vaart moeten minderen voor het afbuigen in zuidelijke richting. Dus een uur lang door vuren op punt F. Gebruik makende van de verkeerde afwijkin gen 2) zijn alle richtlijnen op F. vereenigd. Alle G. Tn. liggen in F. De doeldiepte is met bestreken ruimte 5 M. L.S 50 90 M. dus op een stilstaande auto in F. 3 treffers. Neemt men aan een snelheid van het voertuig van l'/2 M. per sec. dan blijft het hoogstens 6 sec. aan het vuur blootgesteld, de 33 voertuigen dus 198 sec. of 3'/3 minuut. In dien tijd vallen er X 288 16 schoten, dus '/2 treffer. 60 Geven bovenstaande berekeningen dus de gegevens omtrent de gunstigste kansen voor het verkrijgen van voltreffers, zoo is hieruit ook op eenvoudige wijze te concludeeren hoeveel projec tielen waarschijnlijk scherfwerking zullen geven. Voor voltreffers is namelijk als maatstaf aangenomen een trefbaar oppervlak van 30 M2. Het oppervlak dat met scherven krachtig wordt overdekt door een granaat is 200 M2. (G. V. Mob. A. punt 24) dus zeven maal zoo groot. De vraag of een afdeeling Motor-Artillerie behoorende tot een troepenmacht met een offensieve opdracht zich moet laten ophouden dan wel de kans moet wagen is naar mijn meening niet twijfel achtig te beantwoorden. Ik zou haast willen vragen, of men dan geheel zonder verliezen een overwinning wil bevechten en wat die verliezen betreft, bevindt zich de artillerie toch al in een uiterst bevoorrechte positie in verhouding tot het zusterwapen. 141 Is natuurlijk in verband met de groote spreiding volmaakt ondoenlijk, omdat men maar sporadisch een zekere waarneming verkrijgt omtrent het links en rechts liggen van de baan. Dit vuur zou practisch onfaarden in oplossing III. 2) Zie noot (3) blz. 70 V. S. A. punt 170.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 39