Het kan natuurlijk voorkomen, dat tegen alle waarschijnlijkheid in een voertuig wordt getroffen en dit voertuig den weg verspert. 'Ook kan het wegdek zoodanig beschadigd worden, dat het verder passeeren bezwaarlijk wordt, maar dat kan alleen een aanleiding zijn om de vuurmonden er het eerst langs te zenden. Twijfel zou men eerst kunnen opperen of het voor Veld-Ar- tillerie raadzaam zou zijn op dezelfde wijze langs te gaan, (voer- tuigsgewijze in galop) aannemende dat er geen gedekt paardenpad bestaat, waar ze gebruik van kan maken. Paardentractie is uit den aard meer kwetsbaar. Maar daar staat tegenover dat de vijand niet kan blijven vuren en dus het nemen van meer tusschenruimte tusschen de voertuigen een grootere kans van slagen biedt. Bo vendien mag men aannemen, dat na niet te langen tijd de Afdeeling Motor-Artillerie op meer werkzamen afstand den strijd met den tegenstander heeft opgenomen. Een geheel ander geval zou men verkrijgen als men onbekend met het inschieten van de vijandelijke artillerie, in colonne langs A. F. defileert. Een vuuroverval van 2 minuten tempo 6 (snelste tempo) dus van 96 schoten op het geheele weggedeelte zou bij volkomen gunstige ligging (ü.Tn op den weg) volgens de berekening ad II 15°/0 of 15 schoten op den weg geven. Zelfs al wordt in de practijk dat aantal lang niet bereikt, is de munitie voor zulk een vuur als het een batterij in marschcolonne treft alleszins besteed. Maar dit geval onderstelt een fout bij de tegenpartij. Indien men zijn plannen tot zulk een vuuroverval wil verbergen en wenscht in te schieten op een punt niet op of nabij den weg gelegen, dan brengt dit met zich een belangrijke uitbreiding van de strooken in breedte en diepte en dus sterke vermindering van trefkans. Een vuur met de speciale bedoeling den weg te vernielen is buiten beschouwing gelaten, men zou daartoe met vertraging moeten schieten, maar dit is zoo oneconomisch dat zulks niette verwachten is. Men heeft daar veel eenvoudiger middelen voor (springmiddelen, vliegerbommen). Dan gaat men er zoo niet langs, maar is eerst wegherstelling noodig. De leering uit vorenstaande berekeningen te trekken is, dat het juist is tegen artillerie vuur op groote afstanden geëigende for maties aan te nemen, maar onjuist zich door dergelijk vuur te laten ophouden waardoor men den tegenstander in de kaart speelt. Evenmin is het wenschelijk zich er toe te laten brengen ook op die groote afstanden stelling te nemen en tot een weinig econo mische artilleriebestrijding over te gaan. Aan het slot van dit artikel gekomen zou men geneigd zijn te vragen waartoe de groote dracht der artillerie den wel dient. Is het voren besproken vuur dan af te keuren? In geenen deele, mits het past in de bedoeling der gevechtsleiding en men er 142

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 40