Camouflage moet dus tot taak hebben: het onherkenbaar maken»
van den vorm en de kleur van een voorwerp, zoowel voor de
waarneming door het oog als door fotografische opnamen.
Camouflage van den vorm.
De indruk van den vorm wordt in de eerste plaats verkregen
door de waarneming van het verschil in sterkte van het door de
verschillende voorwerpvlakken en door de onmiddellijke omgeving
teruggekaatste licht; men kan dus ook zeggen door de schaduw
werking. Alleen de begrenzing van het voorwerp kan somtijds
ook door het verschil in kleur met de omgeving worden aange
geven; kleurencamouflage kan dus in bepaalde gevallen uitsluitend
het onherkenbaar maken van den vorm ten doel hebben („Bunt-
farbenanstrich") dit mag bij de gescheiden behandeling der
twee begrippen: vorm en kleur, wel op den voorgrond worden
gesteld. De vormindruk wordt ten slotte versterkt door het stereos-
copisch-zien, waartoe het gezichtsorgaan echter slechts op de
kleinere afstanden in staat is.
Men onderscheidt de schaduwen in:
a. eigen schaduwen (de minder verlichte vlakken van het
voorwerp).
b. slagschaduwen (gedeelten van de omgeving, waarop de
directe belichting door het voorwerp wordt onderschept).
De eigen schaduwen.
De sterkte van het door een voorwerp teruggekaatste licht, dus
de lichte en donkere partijen (lichtvlekken en schaduwen) teza
men, bepalen het lichteffect (de lichtwerking of de lichtresultante)
van dit voorwerp. Camouflage van den vorm van een voorwerp
zal dus in de eerste plaats het resultaat moeten opleveren, dat het
lichteffect gelijk wordt aan dat van de omgeving.
Het lichteffect van de omgeving kan niet op de juiste wijze
worden beoordeeld van de plaats van het gecamoufleerde voor
werp af. Schaduwpartijen zijn n. 1. nimmer absoluut duister; ook
die, welke in het geheel geen direct licht ontvangen, worden
toch indirect verlicht door de terugkaatsing van de omringende
voorwerpen. De oppervlakken, die niet vrijwel loodrecht staan
op de invallende directe lichtstralen (in het algemeen gesproken
dusde schaduwvlakken) kaatsen het licht in verschillende rich
tingen, diffuus terug, en dit des te sterker naar mate de schaduw,
relatief gesproken, donkerder is. Het zal duidelijk zijn, dat ten
gevolge hiervan de waarnemer op korten afstand een grootere
hoeveelheid licht in de schaduwpartijen ziet en dus ook een
duidelijker indruk krijgt van de détails, dan de waarnemer op
grooten afstand, aan wiens gezichtsorgaan door de diffuse ver
spreiding van het licht, het grootste gedeelte der teruggekaatste
stralen ontgaat.
108