Een lange boog geeft gelegenheid tot langer inwerken van de zuurstof op het materiaal. Hoe korter de boog, hoe beter de lasch, hoe minder spatten bij het lasschen. Tijdens het lasschen vormt zich op het werkstuk aan het einde van de boog, de krater. Aan krater en boog kan een ge oefend lasscher zien en hooren of hij met den goeden stroom lascht. Te hooge stroom verbrandt het electrode materiaal, zoodat het op- of ingelaschte metaal zeer bros is en de lasch makkelijk breekt, terwijl men bij lasschen van dun matei iaal er onmiddel lijk doorheen gaat. In dit laatste geval is de werkman tijdig gewaarschuwd, in het eerste geval is het te laat en kan een geheele lasch van meerdere lagen over elkaar, totaal verknoeid zijn. Te lage stroom geeft onvoldoende inbranden en dus geen volkomen samenvloeien werkstuk en electrode metaal. De bepaling van den goeden stroom voor bepaalde electroden is dus een niet te verwaarloozen factor. De aanwijzingen door de fabriek bij afname van electroden aangegeven, zijn als regel wel aan te nemen. In twijfelachtige gevallen doet men het best eenige proefstaven met verschillende stroomsterkten te lasschen, de lasch door te zagen, te slijpen en te bestrijken met kerosine. Waar nu het laschmateriaal zich niet goed heeft gehecht, geeft de kerosine een verkleuring. Deze proef is buitengewoon scherp en brengt alle fouten in den lasch aan het licht. De goede stroom is dus hiermede te bepalen. Evenals bij het autogeen lasschen, vraagt elke materiaalsoort haar toevoegmateriaal. De electroden voor smeedijzer zijn niet te gebruiken bij de behandeling van gietijzer en omgekeerd. Voo het lasschen van gietijzer gebruikt de A. C. W. drie soortenzacht, middel hard en hard, waarmede fraai laschwerk wordt verkregen. Het electrisch lasschen van gietijzer, bevindt zich reeds geruimen tijd in het brandpunt der belangstelling. Nog lang niet elke lasscher is in staat gietijzer op behoorlijke wijze te lasschen en nog steeds zijn er velen die toezicht voeren, die niet kunnen aangeven hoe een gietijzeren lasch moet worden aangebracht. Het is daarom, dat ik over het lasschen van gietijzer even wil uitweiden. 168 Het lasschen van giet ij ze r. Alvorens de meest gebruikelijke methode aan te geven van voorbewerking en lasschen, benevens de daar voor gebruikte electroden, zal in het kort de samenstelling van gietijzer worden behandeld, aangezien deze samenstelling ten nauwste verband houdt met de mogelijkheid het gietijzer te lasschen (laschbaarheid). Van alle bekende ijzersoorten is gietijzer degene, die het minst afwijkt van het oorspronkelijke hoogovenproduct. De bijmengselen hierin en daarom ook in het gietijzer aanwezig, zijn koolstof, silisium, fosfor en zwavel. Koolstof is in het gietijzer aanwezig in verschillende hoeveelheden, zelfs tot 7 Bovendien is het in twee vormen of hoedanigheden aan wezig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 74