171 Deze laag koolstof nu onttrekt door zijn groot geleidingsvermogen voor electriciteit de kracht aan de boog, zij wordt ten deele geoxydeerd en vormt met de onzuiverheden van het materiaal een afscheidende laag. Het is deze laag die verhindert dat het metaal van het werkstuk en van de electrode tot een homogene massa samenvloeit. Hoe nu een werkstuk dat gebroken, is of een scheur vertoont en waar van het materiaal grijs gietijzer is, te lasschen. Begin met het werkstuk goed schoon te maken met een slijpsteen of staaldraadborstel over minstens 10 cm. aan weerszijden van de breuk. Boor daarna gaten in het werkstuk, tap hierin draad en draai er tap einden in, het liefst stalen en op regelmatige afstanden van elkaar. In afbeel ding 35 is deze werkwijze aangegeven. Leg vervolgens de eerste lasch als een ring om de tapeinden en wel zoo dat het tapeind het middelpunt is van een cirkel, die de lasch be schrijft en die tot ver over de breuk reikt. Vul daarna de ruimten op, tusschen tap-eind en lasch tot aan de eerste lasch, zooals in de doorsnede op afbeelding 35 is te zien. Leg dan de tweede laag van cirkelvormige lasschen over de eerste heen, maar de dikte minder dan van de eerste laag. Zoo doorgaande krijgt het werkstuk het aanzien als in de teekening en worden de tapeinden geheel ingelascht. Veelal worden nog extra groeven ingehakt of geslepen, om het opge- laschte metaal dat dan deze groeven opvult nog sterker aan het werkstuk te verbinden. Door het laten inspringen van de volgende lagen, zooals uit de door snede blijkt wordt op deze wijze een V gevormd. Deze V wordt nu uitgeslepen, schoongemaakt en op de gewone wijze volgelascht. De lasch ligt dus boven op het werkstuk en wordt door de tapeinden vastgehou den. Wit gietijzer kan dan behandeld worden en gelascht door ter plaatse van de breuk een V-vormige inslijping te maken. Voor zeer zware werk stukken kan ook het gebruik van tapeinden worden aanbevolen, nood zakelijk zijn zij echter niet. Moet nu gietijzer gelascht worden dat wat zijn samenstelling betreft het midden houdt tusschen wit en grijs gietijzer, doch waarvan middels proeflasschingen is vast komen te staan dat de lasch zich nog goed hecht, dan zullen er toch altijd gasholten en blaasjes (gallen) in te vinden zijn. Hoewel dan in mindere mate zal ook hier een laagje vrije koolstof ge vormd worden, wat tot gasvorming aanleiding geeft en de vorming van blaasjes bevordert. Bovendien heeft het gietijzer de eigenschap om vocht uit de lucht tot zich te nemen in warmen toestand. Dit vocht bij het afkoelen opgeslo ten verdampt wederom bij de hitte door het lasschen ontstaan. Bij niet algeheele verdamping zal bij stollen na het lasschen ook deze waterdamp aanleiding kunnen zijn tot het ontstaan van gallen. Ten slotte treedt bij het lasschen van gietijzer op de gewone wijze nog een ander verschijnsel op. Tusschen de lagen van het gietijzer zelf en het opgebrachte materiaal wordt een zeer harde en brosse laag metaal aangetroffen en wel juist onder de slaklaag. Deze laag ontstaat door de snelle afkoeling, waardoor op die plaats wit gietijzer ontstaat. Aan de andere zijde van het slakijzer vinden we een laag zeer koolstofrijk staal, gevormd door de verbinding van het opgebrachte materiaal van de elec trode en de dunne gesmolten laag van het gietijzer dat zijn koolstof daaraan heeft afgestaan. De dikte van deze laag kan zeer verschillend zijn en is afhankelijk van het koolstofgehalte van het oorspronkelijke gietijer. Het verschil in uitzettingscoëfficiënt van gietijzer en electrode materiaal veroorzaakt groote moeilijkheden bij het lasschen en gebiedt de grootste voorzichtigheid. Het komt zeer veel voor dat bij stolling de opgebrachte

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 77