175
8. MODERNE INFANTERIEORGAN1SATIE.
In het Mil. Wochenblatt no. 4, 25 Juni jl., wordt in een hoofdartikel Neu-
zeitliche Infanteriegliederung zoo kort mogelijk en zoo overzichtelijk mogelijk
samengevat de stand van het vraagstuk: „de organisatie der moderne infan
terie" tot en met het regiment.
In het ondervolgende zal getracht worden een overzicht te geven van de
voornaamste punten uit dit artikel, hoofdzakelijk als grondslag voor een
eventueele vergelijking met de Indische organisatie en ter overdenking van de
wenscheüjkheden en mogelijkheden, welke zich zoodoende ten aanzien van
die organisatie afteekenen.
I. De Sectie.
De schrijver ziet de sectie in de eerste plaats als een groepeering van
drie groepen lichte M. (onze K. M.).
Om ieder licht, automatisch wapen groepeeren zich: een commandant, een
plaatsvervanger, 2 schutters (wisselen elkaar af; vervangen elkaar bij even
tueel uitvallen', 2 munitiedragers, 1 scherpschutter met „Zielfernrohrbiichse",
2 „uitkijkers" (Spaher), die gelijktijdig den verbindings- en berichtendienst
uitoefenen „Mit solchen 1. Mg. rückt man dem Qegner allmahlich auf den
Pelz und schiesst ihn gleichsam mit Feuerspritzen oder verlcingerten Flam-
menwerfern aus seinen Stellungen heraus".
Drie van deze groepen kan een sectiecdt. leiden en overzien.
Naast deze 3 groepen dient hij persoonlijk over een stootgroep te kunnen
beschikken uitgezochte manschappen, voorzien van handgranaten, pistolen
en blanke wapens; hulpwapens voor de stootgroep: 2 granaatwerpers en 1
lichte vlammenwerper, mede te voeren evenals de reservematerialen voor de
drie 1. Mg. groepen op een gevechtswagen voor de sectie.
II. De gevechtswagen voor de sectie.
Hierop worden gelad n: 4 automatische wapens (blijkbaar 1 reserve),
munitie, handgranaten, 2 granaatwerpers met munitie, 1 lichte vlammenwer
per, 2 kleine drijfzakken (rivierovergangen), eenig groot pioniersgereed
schap (bij den schutter is alleen een korte, kleine schop voor het zich ingra
ven), eenige gereedschappen en de ransels van de geheele sectie (bij den man
alleen het hoognoodige „Sturmgepack").
Zoowel de constructie als de wijze van voortbeweging van dezeonontbeer
lijkewagens dienen weloverdacht te worden.
Eischen van voortbeweging:
1. snel verwisselbaar (èn bij paardenbespanning èn bij motoriseering); de
wagen is onontbeerlijk en mag niet achterblijven bij het uitvallen van
een paard of bij een motordefect.
2. moet tot op zekere hoogte door het terrein verplaatsbaar zijn.
Of een en ander met paardentractie bereikbaar is, wordt betwijfeld, temeer
Avaar het hier geldt een „Spezial Fahrzeug", waaraan hooge eischen gesteld
moeten worden. In geen enkel leger schijnt dit vraagstuk konstruktief te zijn
opgelost.
III. De compagnie.
Drie secties a. b. beschreven; in het algemeen twee in voorste lijn één in
reserve.