terreinvoorwerpen. Troepen, die langs den weg duidelijk zicht
baar voor den grondwaarnemer zijn opgesteld in de schaduw
van een boomenrij, verdwijnen voor het oog (en het fotoapparaat!)
van den luchtwaarnemer.
IV. Te camoufleeren voorwerpen moeten zoo
eenigszins mogelijk hellend worden bij
gewerkt opdat geen slagschaduw ontstaat.
V. De camouflage moet zoo veel mogelijk ge
bruik maken van de door terreinvoorwer
pen geworpen schaduwen.
Ten slotte zij er op gewezen dat de luchtwaarnemer het ter
rein en de zich daarop bevindende voorwerpen vrijwel in hori
zontale projectie aanschouwt en dat door den grooten afstand
waarop hij zich bevindt ook geen stereoscopische indruk van
verschillen in hoogte kan worden verkregen. Het relief kan dus
alleen uitkomen door de schaduwwerking een reden om tegen
de gezichtswaarneming alle krachten te besteden aan een juiste
camouflage der schaduwen.
Luchtfotografie biedt echter door de mogelijkheid tot het ver
vaardigen van „overdreven" stereoscopische opnamen wèl de
gelegenheid om ook geringe hoogte-verschillen op zeer treffende
wijze aan te geven.
VI. Ter vermijding van de ontdekking middels
luchtfotografie moet de gecamoufleerde
opstelling in één vlak liggen met de om
geving. De controle op het aangelegde
werk kan op de beste wijze geschieden door
het bestudeeren van stereoscopische
luchtopnamen.
Camouflage van de kleur.
De indruk van de kleur van een voorwerp wordt verkregen
door de waarneming van het spectrum van het door dit voorwerp
teruggekaatste licht.
De kleur is dus geen vaste eigenschap van het voorwerp op
zichzelf zij is slechts een der verschijningsvormen, die zich
wijzigt naar gelang van
a. Den aard van het oppervlak.
b. De spectrale samenstelling van het invallende licht.
c. Den afstand van waarneming (d. w. z. van de dikte der
atmosferische laag die het teruggkaatste licht moet doorschrij
den).
d. Het gezichtsorgaan, dan wel het gebezigde fotomateriaal
van den waarnemer.
110