185 jnarschregeling van deel I is belast een door den chef van den staf aan gewezen officier, die ook het bevel daarover voert als de bevelhebber met een deel van zijn staf gebruik maakt van automobielen. De voor het inschrijven en uitschrijven noodige registers worden bij dit deel medegevoerd, tenzij de bevelhebber anders gelast (zie punt 68). De rijpaarden worden door de bereden ordonnansen bij dit deel mede gevoerd. b. Deel II bestaat ui't het overige gedeelte van het hoofd- of stafkwar tier, voor zoover niet bij den goederentrein ingedeeld, en den gevechtstrein. De commandant van het troependetachement of een door hem aangewezen officier is belast met de marschregeling van deel II en het bevel daarover tijdens den marsch. De plaats in de hoofdmacht van deel II is zoodanig, dat het ontwikkelen of afbuigen van de voorste troepenafdeelingen er niet door wordt belemmerd. Het kan ook voorkomen, dat di't deel aan vankelijk achterblijft ter plaatse van het door den gevechtsstaf verlaten hoofd- of stafkwartier en later afzonderlijk naar de nieuwe standplaats marcheert. Het gedeelte van de verbindingsafdeeling, dat niet bij den gevechtsstaf is ingedeeld, noch met den aanleg van verbindingen is belast, marscheert is ingedeeld, noch met den aanleg van verbindingen is belast, marcheert in den regel bij deel II. c. Deel III (de goederentrein). Op de hiertoe behoorende voertuigen wordt, onder dekki'ng van een deel der stafwacht, ook het archief vervoerd. De niet bij de andere deelen marcheerende schrijvers zijn hierbij. Een officier wordt met het commando belast. In den regel marcheert dit deel bij den goederentrein van een daartoe aangewezen colonne. 68. Tenzij de bevelhebber anders gelast, moeten berichten en meldingen worden gericht aan deel I. 69. Bij verplaatsing van een stafkwartier blijft ter plaatse van he,, oude hoofd- of stafkwartier een offici'er met de noodige ordonnansen, waaronder motorrijders, en personeel van de verbindingsafdeeling voor de bediening van de achtergebleven telefooncentrale(s) enz. De naar de verschillende onderdeelen aangelegde verbindingen worden niet opgeheven, voordat de verbindingen van die onderdeelen met het ni'euwe hoofd- of stafkwartier in gebruik zijn genomen. Meldingen van de troepen gaan naar het te verlaten kwartier tot het in de bevelen aan te geven tijdstip. De van het oude hoofd- of stafkwartier met den naast hoogeren bevelheb ber bestaande verbinding wordt eerst verbroken op last van di'en bevel hebber. 70. De standplaats van het hoofd- of stafkwartier wordt zooveel mo gelijk gekozen zoodanig, dat rusti'ge arbeid mogelijk is; bij voorkeur niet buiten het gebied van de troepenafdeeling, waarbij het behoort. 71. De bevelhebber, die meer van nabij het gevecht zal moeten leiden, kiest een „Commandopost", dichter bij de gevechtstroepen. Hier moet gelegenheid zijn tot het verrichten van schriftelijken arbeid; indien de commandopost niet in de nabijheid van het hoofd- of stafkwartier is ge legen moeten de belangrijkste verbindingen nabij den commandopost samenloopen. De verbindingspost, welke zich nabij den commandopost bevindt, is dan van meer belang dan die, welke bij het hoofd- of staf kwartier blijft. Voor een verzekerde verbinding met het hoofd- of staf kwartier moet worden zorg gedragen. In of nabij den commandopost be vindt zich de gevechtsstaf. 72. De commandopost van den artilleri'ecommandant zal in den regel samenvallen met den commandopost van den bevelhebber. 73. Bij gevechten van langen duur en in den stellingoorlog is het niet steeds mogelijk, den commandopost volledig te bezetten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 91