In 1914 beschikte men in het Fransche leger per afdeeling
artillerie over 4 telefonen en 1000 M. draad, per batterij over 2
telefonen en 500 M. draad, seinmiddelen ontbraken. Het materieel
was bestemd voor verbindingen in het wapen. Bij oefeningen
stelde men zich tevreden met schijnverbindingen, zooals het
detacheeren van een officier of onderofficier bij den infanterie
commandant zonder hulpmiddelen. De onnatuurlijk snel verloo-
pende oefeningen stonden ook de samenwerking in den weg,
geen tijd om telefoonlijnen uit te leggen, geen tijd voor overleg,
er werd niet gewacht op de artillerie. Hoe de toestand was in
1914 blijkt o.a. uit de uitlatingen van een batterijcommandant
(Pagezy) omtrent het gevecht aan de Petit Morin (Sept. 1914)
(1) „L'artillerie qui na ni jumelles a ciseaux pour voir de loin,
ni téléphones permettant a ses officiers de se porter de leur
personne la ou Ton voit est une artillerie aveugle". En verder
,,Par un hascird extraordinaire mon téléphone marche et celui
de Prouet aussi.''
Waar het met de verbindingen in het wapen zoo gesteld was,
behoeft het nauwelijks betoog dat de eigenlijke samenwerking
weinig meer was dan een theoretisch begrip. De gevolgen van
het gebrek aan samenwerking kan men lezen in „Le massacre
de notre infanterie" van Percin, waarin de vele gevallen dat de
infanterie door eigen artillerie werd beschoten, worden beschreven.
Door schade en schande wijs geworden ging men er toe over
om aan deze aangelegenheid de aandacht te schenken, die ze
verdiende, zoodat ten slotte de resultaten van de samenwerking
tusschen infanterie en artillerie beter werden.
Wat het Nederlandsch-Indisch Leger betreft, hier werden in
1909 telefonen bij de bereden artillerie ingevoerd voor gebruik
in het wapen, alleen werkten ze zelden. Omtrent de samenwer
king werd in de Gevechtshandleiding 1912 slechts in één punt
gesproken over de lagere verbinding. In verband met de oorlogs
ervaring werd aan de regeling van de lagere verbinding uitbrei
ding gegeven in de uitgave van het V. G.V. B.A. 1920. Hierin
werden bepalingen aangetroffen, waarin de verbindingsmiddelen
van den berichtofficier werden uitgebreid, aanwijzingen werden
gegeven omtrent het oprichten van verbindingsposten, benevens
enkele wenken betreffende de taak van den berichtofficier.
Voor wat de huidige voorschriften betreft zij verwezen naar
het artikelEen voorschriften studie over de artillerie voor den
infanterie-commandant (I.M.T. 1929 No. 7).
III. Hoogere en lagere verbinding.
Wat is noodig om de vereischte samenwerking te verkrijgen
a. Een gevechtsleiding, welke de artillerie duidelijk hare taak
204
(1) Revue d' Artillerie 2e helft '28 blz. 258.