2. DE SAMENWERKING TUSSCHEN INFANTERIE
EN ARTILLERIE.
door
N. L. W. VAN STRATEN.
Kapitein der Infanterie.
Hieronder zal achtereenvolgens het volgende aan een beschou
wing worden onderworpen
A. Algemeen.
B. De intellectueele samenwerking.
C. De samenwerking door de opdracht.
D. De samenwerking tusschen de ondercommandanten.
1. Algemeene verplichtingen van den Inf. commandant.
2. Algemeene verplichtingen van den Art. commandant.
3. De eigenlijke aanvraag om vuursteun.
a. Inhoud en formuleering van de aanvraag.
b. Overbrenging van de aanvraag.
c. Tijd, benoodigd voor het voldoen aan de aanvraag.
Een bevelhebber, wien het bereiken van een bepaald gevechts-
doel tot taak is gesteld, (hetzij ingevolge bekomen opdracht,
hetzij ingevolge eigen voornemen) zal bij het vervullen van die
taak de meeste kans van slagen hebben, indien hij alle beschik
bare middelen in onderling verband en in nauwe samenwerking
ter bereiking van dat gevechtsdoel inzet.
Bij hoogere commandanten nemen onder deze beschikbare
middelen de infanterie en de artillerie de voornaamste plaatsen
in een zooveel mogelijk geperfectionneerde samenwerking tus
schen beide middelen is een onafwijsbare eisch voor succes, met
name tusschen de infanterie en de artillerie voor rechtstreekschen
steun.
Wil dus een bevelhebber die over beide middelen beschikt,
zich de in de eerste zinsnede bedoelde kans van slagen verze
keren, dan dient hij die middelen in onderling verband in te
zetten, m. a. w. hij zal voor het bereiken van een bepaald doel
een infanterieafdeeling aanwijzen, benevens een artillerie-afdeeling,
die deze infanterie daarbij zal steunen.
221
A. ALGEMEEN.