Hierdoor is de kiem voor de samenwerking gelegddit geschiedt dus door de opdracht (liaison par ie haut). Het hangt nu van de omstandigheden af, of bedoelde bevelhebber bij het geven van de opdracht kan afdalen in details, welke de uitvoering raken. Hoe meer de loop van het gevecht te voor zien zal zijn, hoe meer dus de achtereenvolgende posities der ingezette troepen van te voren kunnen worden benaderd, des te verder zal deze afdaling in details kunnen gaan. Omgekeerd zal men zich van vaststelling dier details moeten onthouden, naar mate de onzekere factoren een grootere rol spelen. De hier bedoelde omstandigheden zijn als één uiterste te vinden in het gevecht in den stellingoorlog, als andere uiterste bij een ontmoetingsgevecht, waartusschen de aanval op een stelling en de vooraf beraamde verdediging een plaats vinden. Niettegenstaande er dus omstandigheden kunnen bestaan, waarin de bevelhebber zijn opdracht kan doen vergezeld gaan van „uitvoeringsbepalingen", meestal zal deze uitvoering moeten wor den aangevuld door samenwerking tusschen de ondercommandanten (liaison par le bas). Hoe minder details bij de opdracht, hoe grooter wissel op de samenwerking tusschen de ondercommandanten getrokken dient te worden. In hoofdzaak komt deze samenwerking neer op een vlotte en tijdige uitwisseling van elkanders wenschen en gegevens. Deze vlotheid kan alleen bereikt worden, indien een vaste wil om samen te werken bij beide partijen onafgebroken voorzit. De wenschen kunnen alleen dan tot haar recht komen, als zij worden geuit met zoodanige kennis der capaciteiten van het zuster-wapen, dat onvervulbare vragen vermeden worden, terwijl tenslotte de uitgewisselde gegevens alleen waarde hebben, als verzender en ontvanger de noodige kennis bezitten van het wapen, waarop de gegevens betrekking hebben, om een juiste beoordeeling te waarborgen. Voor den wil en de kennis, de factoren van wat men zou kunnen noemen de intellectueele samenwerking, dient de grond slag reeds in vredestijd te worden gelegd. B. De intellectueele samenwerking. De wil tot samenwerken kan slechts voortkomen uit een sterk ontwikkeld saamhoorigheidsgevoel, gegrond op kameraadschap en wederzijdsche achting. Door deze gevoelens aan te wakkeren, ook met middelen en bij gelegenheden welke met de tactiek in geen enkel verband staan, legt men den grondslag voor een be hoorlijke samenwerking in oorlogstijd. Naast dezen wil tot samenwerking is de kennis van elkanders nooden en capaciteiten een onafwijsbare eisch. Men kan geen steun vragen, indien men niet weet, waaruit deze zal kunnen bestaan, en men kan aan de andere zijde geen steun verleenen, 222

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 32