zinnigheid, zijn groote door geen tegenspoed te verflauwen
doortastendheid en door geen tegenslagen te verlammen geest
kracht en voortvarendheid, zijn onverschrokken heldenaard, die
hem voor niets deed terugdeinzen, ook niet voor het aanvaarden
van de zwaarste verantwoordelijkheid onder de moeilijkste om
standigheden en bovenal zijn fijngevoeligheid en medelijdend
hart, vooral met betrekking tot de weerloozen en onschuldigen,
die van het ruwe oorlogsgeweld zoo zwaar te lijden hadden,
welke laatste groote deugden zoo menigmaal op treffende wijze
tot uiting kwamen.
Als niet strookend met den grooten eenvoud en bescheiden
heid, welke den Generaal steeds sierden en die hem nimmer
zich op den voorgrond deden plaatsen of de groote trom deden
roeren, laten wij een biographie achterwege.
Slechts willen wij er hier nog met een enkel woord aan
herinneren, dat feitelijk de pacificatie van Atjeh zoo niet uitslui
tend dan toch zeker voor het allergrootste deel aan Van Daalen
te danken is en zonder een Van Daalen de Atjeh-oorlog zeker
nog vele jaren langer zou hebben geduurd. Immers in het
stadium, waarin de toestand in Atjeh na de groote expedities
in Pidié en Atjeh's Noord- en Oostkust in 1896 en 1898 was
ingetreden, was Van Daalen, als Kapitein, Commandant der 1ste
Divisie te Seulimeum, de man die het eerst den vijand tot in
zijn diepste schuilhoeken in het nimmer te voren door de troepen
betreden gebergte vervolgde en bovendien de eenige en juiste
methode aangaf en volgde, om de kracht van den Atjehschen
vijand voorgoed te breken, welke methode daarin bestond, dat
de nog zeer vijandige streken niet door groote en sterke colonnes
die immer door den vijand werden ontweken, zoodat hem geen
ernstige afbreuk kon worden gedaan, doch door slechts kleine
afdeelingen van twee hoogstens drie brigades onder een luitenant
of sergeant van vijanden werden gezuiverd, welke afdeelingen,
van de noodige vivres voorzien, voor eenige dagen achtereen in
een bepaalde streek en vooral des nachts moesten ageeren,
waarbij de man zijn eigen voedsel moest bereiden.
Zulks was in die dagen ongehoord en nog herinneren wij ons,
hoe de toenmalige civiel Assistent-Resident te Koeta-Radja zich
tot den Gouverneur van Heutsz wendde en dezen wees op de
verregaande roekeloosheid en onverantwoordelijkheid van den
Kapitein van Daalen. De Gouverneur, die in geenen deele