268 5. Door vermindering van de legersterkte wordt de inwendige veiligheid van Nederlandsch-lndië op bedenkelijke wijze in gevaar gebracht. 6. Om dezelfde reden kan ook van omvorming van het leger in Neder- landsch Indië tot een zuiver politie-orgaan geen sprake zijn. Op aangename duidelijke wijze wordt een oveizicht gegeven van de ont wikkeling van de Inlandsche beweging, van het aandeel dat het communisme heeft in de bedreiging van de orde en rust in Nederlandsch-lndië, alsmede van den invloed van de nationalistische vereenigingen. Voorts wordt mede het vraagstuk welk aandeel leger en politie in de hand having van de inwendige rust en orde in deze gewesten hebben op beknopte wijze onder de loupe genomen, terwijl ten slotte even de defensie om den hoek komt gluren, mede ter versterking van het betoog dat met een politie- leger niet kan worden volstaan. Mede aan de hand van duidelijk sprekende cijfers wordt aangetoond, dat de extremistische bewegingen in Ned.-Indië aan het land aanzienlijke finan- cieele offers hebben gekost en nog kosten, terwijl andere cijfers wijzen op de groote beteekenis van Nederlandsch-lndië uit een internationaal oogpunt. Dat het dus van overwegend belang is om alles in het werk te stellen, om het ontstaan van onrust te voorkomen, is een gemakkelijk uit het betoog van den inleider te trekken conclusie. Natuurlijk komt ook aan de orde de groote vraag, kan en mag het leger worden verminderd, uitsluitend met het oog op zijn taak tot handhaving van orde en rust, mits daartegenover wordt gesteld een uitbreiding van de politie. Een tijdschriftenoverzicht is niet de aangewezen plaats om op vraagstukken als deze dieper in te gaan daarom moge worden volstaan met aan te geven, dat uitsluitend bekeken uit het oogpunt handhaving van orde en rust de sterkte van het leger als „stok achter de deur" verband dient te houden met de meerdere of mindere kans op het ontstaan van ernstige rustverstoringen. De groote kwestie in deze is echter, dat het zoo uiterst moeilijk is een dreigend gevaar reeds zoo tijdig van te voren te onderkennen, dat van stonde af aan preventief kan worden opgetreden. Immers hoe eerder het gevaar wordt voorzien, des te geringer zal de krachtsinpanning behoeven te zijn om het af te wenden. Doch hoe het ook zij het is zeer zeker aan ernstige bedenking onderhevig om aan een vermindering van de legersterkte te denken in tijden van toenemende spanning, het omgekeerde ligt meer voor de hand. In den loop van zijn rede zegt spreker, dat men niet de conclusie mag trekken dat hij aan een instandhouding van politieformaties geen waarde zou toekennen. „Als de Regeering zich echter, zooals in 1923, door den nood der „tijden gesteld ziet voor het alternatief om öf het Leger of de Gewapende „Politie af te breken, dan is het mijn besliste overtuiging, dat de ter zake „genomen beslissing als juist moet worden erkend, omdat: „1. afbreken van het sterkste gezagsmiddel eenvoudig met zelfmoord gelijk „staat „2. legerafbraak in geen jaren meer is goed te maken; „3. het leger wel politiediensten en zeker die van de Gewapende Politie kan „verrichten, terwijl van het omgekeerde geen sprake kan zijn; „4. in tijden van nood met wiskundige zekerheid, evenals voorheen, op het „leger een beroep zal worden gedaan om als gewoonlijk de kastanjes weer „uit het vuur te halen. „Het kan niet anders dan om deze redenen zijn, dat de Regeering blijkens „de door Haar in 1927 gepubliceerde Grondslagen voor de Defensie, „de „handhaving van orde en rust in Nederlandsch-lndië bepaaldelijk als eerste „legertaak heeft omschreven". Bij de behandeling van de vraag of het leger in een zuiver politieleger zou kunnen worden omgezet bezigt de geachte inleider de volgende woorden „Verslechtering van het officierskorps moet op den duur hiervan wel on vermijdelijke consequentie zijn. En wie hieraan nog mocht twijfelen, legge „zich voor een oogenblik de vraag voor, of hij zijn zoon nog gaarne een „stage zou zien vervullen bij een leger, dat tot het peil van politie-leger werd teruggebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 88