Fragment uit het verzet in TangséenGeum- pang (de vernietiging der Tiro-benden). Einde Maart ging lt. Darlang naar Geumpang met 3 brig. mar. met het doel om op aanwijzing van twee uit Tangsé medegenomen- gidsen, voormalige volgelingen van T. Imeum Ripin, de schuil plaats te overvallen van T. Geundong, zoon van wijlen T. Oema,. T. Rajeu Nanta, jonger broeder van Tjoet Nja Dén, de bekende weduwe van T. Oema, en T. Imeum Ripin, een bendehoofd van de Westkust. Reeds 's avonds bij aankomst te Geumpang (1-4-04) vernam Darlang van beide gidsen, dat de bewuste schuilplaats verlaten was wegens twist tusschen genoemde hoofden T. Imeum Ripin had zich aangesloten bij T. Brahim Mon Tasië' van de oeleebalangsfamilie der XXII Moekim, die sedert lang te Geumpang verblijf hield. Om geen vergeefsche tocht gemaakt te hebben besloot Darlang de schuilplaats van laatstgenoemde hoofden op> te sporen. Daartoe werden de beide gidsen dien avond nog naar de gampong gezonden met opdracht den schijn aan te nemen niets met de Kompeuni te maken te hebben. Zoodra echter een vol geling van beide hoofden zich in de gampong vertoonde, moesten zij den patr. cdt. waarschuwen en behulpzaam zijn bij zijn oplichting. Intusschen werd niet gepatrouilleerd en de schijn aangenomen in Geumpang te zijn gekomen om wegen aan te leggen. De toeleg gelukte. Om 8 n. van den 5en April kwam een der gidsen waarschuwen,, dat een volgeling van T. Brahim Mon Tasië' uit het gebergte naar de gampong was afgedaald en door den anderen gids in een huis aan den praat werd gehouden. Onmiddellijk ging een brig, met den boodschapper mee om den bewusten Atjeher op te lichten. Zoo stil mogelijk, zonder de overige gampongbewo- ners te alarmeeren werd zijn arrestatie uitgevoerd en werd hij naar het bivak gebracht. Nadat hem een goede belooning in uitzicht gesteld was, was hij bereid de schuilplaats aan te wijzen. Om 12 u. middernacht sloop Darlang met 2 brig, naar de bewuste schuilplaats. Behoedzaam worden de verschillende gampongs omgetrokken en na de Kr. Geumpang eenige uren stroomop te zijn gevolgd, kwam de patr. tegen 4 u. v. aan de Al. Minjeu, op een kwartier afstand van de schuilplaats. Hier werd het aanbreken van den dag afgewacht en om 5 v. door een kleine diep ingesneden aloer de schuilplaats zoo dicht mogelijk bekropen. Deze lag aan die aloer en bestond uit twee groote djamboers, een aan de aloer zelf, de andere op een 15 M. hoog plateautje. Links en rechts verhieven zich steile dicht begroeide bergen, zoodat een ontvluchting slechts kon gelukken langs de aloer stroomop. Beide brigades bevonden zich stroomafwaarts, waarom aan de brig. Wengkang werd op gedragen, de schuilplaats behoedzaam om te trekken en de aloer 368

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 100