DE STRIJD TEGEN HET WATER EN DE WILDE
DIEREN.
door
E.J. GELDORP.
Kolonel der Infanterie.
Inleiding.
Het optreden tegen inheemsche verzetslieden althans in het
stadium van het bendewezen kenmerkt zich o. m. door een
strijd tegen het water en de wilde dieren, bij welke laatste in
het bijzonder gedacht wordt aan tijgers en olifanten.
De strijd tegen het water vormt te velde een der vele zorgen
voor den aanvoerder. Nu eens toont het zich als een grooten
vriend dan weder als een geduchten vijand. Dikwijls is het de
oorzaak van mislukkingenvan het dagen lang gevangen houden
van een patrouille op een eenzamen heuvel, als een verlaten
eiland boven het ondergestroomde land uitstekendevan het
verlies aan menschenlevens en karabijnen, enz. Vooral het verlies
aan karabijnen mag niet worden onderschat. Immers men vergete,
niet dat deze wapens door de verzetslieden en zeker door den in
dit opzicht over een onuitputtelijk geduld beschikkenden Atjeher
als regel vroeg of laat zullen worden opgevischt. Op die wijze
komen zij in het bezit van uitstekende wapens en zal het verzet
dientengevolge dan ook kunnen worden aangewakkerd dan wel
langer volgehouden.
Op den invloed, welke wilde dieren op de patrouille
kunnen uitoefenen, wordt ook in het V. P. T. L. zij het met een
enkel woord de aandacht gevestigd. Zoo leest men in pt. 135
(6), dat in streken, waar tijgers voorkomen vooral na het invallen
van de duisternis bijzondere voorzichtigheid moet worden betracht.
Inderdaad is die voorzichtigheid geboden. De Teunomstreek b.v.
was destijds zeer onveilig, wijl deze dieren de streek dermate
terroriseerden, dat de bevolking noch de verzetspartij des nachts
hunne woningen of schuilhoeken durfden te verlaten. Ook van
olifanten werd veel last ondervonden; vooral in den drogen tijd, als
deze dieren, door watergebrek gedreven, naar de benedenstreken
afzakten. Op de juist aangelegde colonne-wegen in het bosch, werd
door hen dan blijkbaar 's nachts naar hartelust gestoeid en ge
ravot. Overal zag men dan cirkelvormige kuilen van de pooten,
370