waardoor de kogel haar dus min of meer dwars verliet. De door B._ afgeschoten kogel zal dientengevolge niet in den kop van den olifant hebben kunnen doordringen en moest zijn afgeschampt. Trouwens ook de positie, welke B. ten aanzien van zijn Inlandschen collega innam, kon aan de gebeurtenis geen anderen uitleg geven. Behalve dezen gewonde, gelukkig slechts licht, telde ik een viertal marechausee's die iet of wat gekneusd waren of letsel hadden bekomen, doordat zij tegen stammen waren opgeworpen. Het was een ware chaos; overal lagen weggesmeten karabijnen en klewangs. Nadat ik den troep weer verzameld had en degenen, die niet meer mee konden, met een brigade naar huis had gezonden, trokken wij verder. Het vreemde gedrag van de laatste drie olifanten verklaarde de medegenomen gids als volgt. Zij behoorden tot de kudde, die wij juist hadden verlaten en stonden ter beveiliging van deze op post. Toen zij ons bemerkten, werden waarschuwingskreten uitgestooten en wilden zij zich weer bij de kudde voegen; het was de dieren volstrekt niet te doen ons aan te vallen. Deze verklaring leek mij niet onaannemelijk, want indien zij werkelijk kwaad in den zin hadden, zou het met ons heel wat slechter zijn afgeloopen. Aangezien ik op meer van dergelijke ontmoetingen niet gesteld was, liet ik den hoornblazer bij tusschenpoozen een marsch blazen, ten einde de dieren op een afstand te houden. De streek moest te oordeelen naar de sporen letterlijk vol olifanten zijn geweest. Zelfs des nachts in het bivak be speurden wij hunne aanwezigheid in de omgeving. Slechts weinigen deden een oog dicht, want als het bekende trompetgeschal vlak bij ons werd uitgestooten, verwachtte een ieder de mogelijkheid van een wandeling der verwenschte beesten dwars door de le geringsplaats. Gelukkig bracht de klim over een waterscheiding ons den volgenden dag uit de olifantensfeer en konden wij ons aan onze eigenlijke taak wijden. Een patrouille-gang, waarbij de hoornblazer nu en dan een marsch blaast, was als unicum wel het vermelden waard, doch niet bepaald geschikt om „djahats" te vangen. 375

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 107