13. HET OPTREDEN DER MARECHAUSSEE IN DE ZUIDE
LIJKE ATJEHSCHE LANDSCHAPPEN WESTKUST
VAN ATJEH - GEDURENDE DE LAATSTE VER-
ZETSPERIODE 1925 1927.
door
G. F. V. GOSENSON.
Kapitein der Infanterie.
BAKONGAN
Bij het noemen van den naam van dit klein Atjehsch visschers-
dorp gaan onze gedachten terug naar de plaats, die eens het
centrum van een kort maar hevig verzet is geweest. Het bood onze
Indische troepen de gelegenheid te toonen, wat zij waard waren
en aan het Korps Marechausse in het bijzonder om haar roem
rijken naam hoog te houden. Dit laatste nu is geschied, al was
het ook ten koste van vele offers, zoowel van officieren als min
deren.
In Bakongan laaide in October 1925 het verzet op op ongeveer
anderhalf uur loopen van dit dorp had de eerste ontmoeting plaats
tusschen onze troepen een infanteriebrigade van TAPA TOE
AN en de kwaadwilligen onze garnizoensinfanterie werd uit
elkaar geslagen ten koste van dooden, gewonden en het verlies,
van karabijnen.
Eenige dagen later kwamen 4 Infanteriebrigades van uit KOE-
TA-RADJA men zou het met garnizoensinfanterie probeerenook
deze krijgen denzelfden dag nog aanraking met den vijand, waarop
aan onzen kant wederom dooden en gewonden vallen. De Infan
terie moest terug naar haar basis Bakongan.
Dan eindelijk komen de marechaussee's ten tooneele. Van het
Korps Marechaussee, dat onderverdeeld in 5 Divisiën over
verschillende garnizoenen verspreid lag, werd in der haast een
colonne van eenige brigades geformeerd en op Bakongan gedi
rigeerd.
De verzetspartij was in haar moreel niet geschokt.
Dank zij het feit, dat hare getalsterkte niet groot was de
verzetsleider was geen man van grooten invloed het verzet een.
plaatselijk karakter droeg en dat de djahats grootendeels-,
378