bestonden uit menschen, die nog niet over oorlogservaring tegen de kompeuni beschikten, waardoor hun zorgeloos optreden den indruk wekte, dat zij de verrichtingen van onze troepen niet hoog aansloegen, kwam reeds ultimo 1925 aan dit verzet een einde. Anders zou dit het volgende jaar worden toen hebben zich als leiders opgeworpen mannen, die de oorlogvoering tegen ons van nabij kenden, die zich omstreeks 1908 weliswaar hadden on derworpen, doch die nog niet vergeten waren, hoe tegen onze troepen moest worden opgetreden. Hoewel na het beëindigen van het verzet in 1925 zoowel in Kloeët als in Troemon nog onweer in de lucht was. de lust om tegen de kompeuni te vechten was immers door dit verzet weer opgewekt duurde het nog tot begin Maart 1926, voordat de eerste klap op onze hoofden terecht kwam. En deze was niet gering. Zooals U allen reeds bekend, werd in den nacht van 1/2 Maart een Infanteriebrigade uit Nieuw-Singkel, die in het land schap Troemon op patrouille was, vrijwel afgeslacht en geraakte de verzetspartij daardoor in het bezit van 16 karabijnen M. 95. Met" deze vuurwapens kon een behoorlijk sterke bende worden geformeerd. Allengs bleek, dat de hoofdaanvoerder van het nieuwe verzet was TJOET ALI, een bekende panglima prang van TEUNGKOE BEN BLANG PID1Ë welke laatste vooral bij de oudere Atjeh- officieren zeer bekend is en den naam heeft van een groot veld heer te zijn geweest. Beide personen hadden zich omstreeks 1908 bij den Civiel Gezaghebber van Tapa Toean den toenmaligen Kapitein VELTMAN onderworpen. Tgk. Bén Blang Pidië is in- tusschen gestorven. Tjoet Ali bleek de goede wijze van oorlog voering tegen ons niet te zijn verleerd. Hij was verwant zoowel aan den Keudjroeën van Kloeët als aan den Oelèëbalang van Troemon. Men mocht hem dus beschouwen als iemand van hooge koin-af, als een man met grooten invloed en kon verwachten, dat het verzet in Kloeët en in Troemon zou oplaaien en van grooten omvang zou zijn. Het tijdstip, waarop de verzetspartij haar slag had geslagen, was zeer goed gekozen. Ultimo 1925 toch waren vrijwel alle troepen uit het Bakongansche teruggenomen en was wederom de oude toestand ingetreden, d. w. z. het zelfbesturend landschap Troemon kwam als patrouillegebied weer onder Nieuw-Singkel en Kloeët onderTapa-Toean. In deze uitgestrekte patrouillegebieden met weinig of geen troepen had de tegenpartij alle tijd en gele genheid om den heiligen krijg tegen ons te prediken en kostte het aan een invloedrijk man betrekkelijk weinig moeite om zich overal van een behoorlijken aanhang te verzekeren. Om U een overzicht te geven van de streek van verzet moge achterstaande schets dienen. 379

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 111