14. OORSPRONG EN GESCHIEDENIS DER MARECHAUSSEE. door J. VAN ARKEL. Majoor der Infanterie. Bij de herdenking van het 40-jarig bestaan van het Korps Marechaussee in Atjeh is het wellicht belangwekkend den oorsprong na te gaan van de Koninklijke Nederlandsche Mare chaussee, een korps, dat door wijze van samenstelling (divisie brigade) en optreden (kleine patrouilles) zijn recruteering uit de beste elementen van het Nederlandsche Leger zeer zeker, zij het niet in ieder opzicht, als model zal hebben gediend bij de oprichting van het Korps Marechaussee te Voet in Atjeh en Onderhoorigheden. Een vergelijking nochtans treffende tusschen de wijze van recruteering van beide keurkorpsen, valt wel in het nadeel van „onze" marechaussee uit, hetgeen evenwel geen verwonde ring moet baren, aangezien voor plaatsing bij de Koninklijke Marechaussee in Nederland een intensieve selectie kan plaats vinden uit een zeer groot aantal liefhebbers voor een betrekkelijk gering aantal plaatsen, terwijl de aanvulling van het Korps Ma rechaussee is aangewezen op de beste elementen van de in Atjeh aanwezige garnizoensinfanterie. De gunstige wijze, waarop eerstgenoemd Korps is samengesteld, en wel voor bijna 3/5 van de totale sterkte uit niet bejaarde ma- rechaussee's (de physieke kracht vertegenwoordigende) en voor de rest uit onderofficieren van uiteenloopende leeftijden (het in- tellectueele gedeelte vormende) is zeer bevorderlijk voor de kracht, die van dat wapen uitgaat. Dergelijk eischen, nog vermeerderd met een gunstig oordeel voor wat betreft: gedrag aard of karakter beschaving schoolkennis uiterlijk voorkomen e. a. zouden de aanvulling van het korps marechaussee in Atjeh hopeloos maken. Als bakermat van de Nederlandsche Marechaussee moet wor den beschouwd de Fransche gendarmerie en zullen we in het kort nagaan de geboorte van dit politiekorps. De behoefte aan een korps, dat de maatschappij tegen de aanslagen op personen en goederen beschermde, heeft zich ten allen tijde doen gevoelen. Reeds ten tijde der Romeinen trof 386

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 118