Wanneer de pastoor Verbraak zijn morgenbezoek aan het hospi
taal bracht en zonder geleide van dokter of ziekenververpleger
door de vele zalen wandelde, dan wist hij precies welke patiënten er
sedert zijn laatste bezoek waren binnengekomen. Waren dat
personen met wien hij voordien nog niet in kennis was gekomen,
dan vroeg hij hen naar hunnen naam en informeerde met veel
belangstelling naar de oorzaak, waarvoor zij in het hospitaal
verpleegd werden. Had pastoor Verbraak eenmaal met iemand
kennis gemaakt dan was diens naam voor eeuwig in zijn geheu
gen gegrifd en vergat hij dien naam nooit meer. Ontmoette hij
iemand met wien hij had kennis gemaakt na verloop van vele
jaren dan herkende hij hem weer onmiddellijk, noemde hem bij
zijn naam en vertelde hem wanneer en onder welke omstandig
heden hij hem voordien had ontmoet. (Een wonderbaar geheugen.)
Doch niet alleen de stervenden en de gewonden en zieken in
de gewone zalen van het hospitaal hadden zijn aandacht. Ook
zij die in de besmettelijke afdeeling, zooals de choleralijders,
werden door hem bezocht, zonder zich in het geringste te be
kommeren om het gevaar dat voor hem zelf daaraan verbonden
was.
Hoe is niet menige, in het hospitaal verpleegde militair er
getuige van geweest, dat pastoor Verbraak soms uren lang aan
het bed van een stervenden kameraad zat, met de hand van den
stervende in de zijne tot het einde was gekomen. Wie hem dan
van achter het om het bed geplaatste scherm zag te voorschijn
komen, kon zien hoe bedroefd hij ook was, er geluk uit zijn
oogen straalde van de voldoening, over het geluk dat hij den
gestorvene in zijn laatste uur had bijgestaan, zijn lijden had ver
zacht en den troost der Kerk gebracht.
Ook de militairen buiten Koeta Radja gelegerd werden door
pastoor Verbraak niet vergeten en zeifs zij die in de zoo
genaamde buitenlinie waren gedetacheerd werden door hem
bezocht. Wanneer het bekend was dat de pastoor den post kwam
bezoeken, dan stonden gewoonlijk verscheidene militairen op de
bastions uit te kijken of ze hem konden zien aankomen. De
posten in de buitenlinie bezocht hij gewoonlijk te paard. Wan
neer de pastoor dan in het zicht was begaf iedere Europeaan,
die daartoe niet verhinderd was, zich naar de poort om hem de
hand te drukken en te begroeten.
Hoe de offervaardigheid van onzen braven pastoor was, is al
gemeen bekend. Hoeveel kindertjes van militairen, waarvan de
ouders door verschillende omstandigheden niet in staat waren
voor hunne opvoeding te zorgen heeft hij bij een of andere, beter
gesitueerde familie of in de Weeshuizen, onderdak weten te
brengen, Hoevelen heeft hij financieelen steun verleend en hoe
groot zal het door hem betaalde aantal postzegeltjes wel zijn,
voor door Jan fuselier aan zijne in Europa wonende familieleden
289