„het strijdpaard des keizers met vier zilveren hoefijzers beslaan "Daarentegen vervielen de paarden en muilezels van het gevolg "en de beker, waaruit zij hun eersten maaltijd dronken, aan den m ssrsciiHlk „De maai schalk van den koning van Frankrijk deed dienston- „der den connètable als stalmeester, als paardenarts en als op lichter over de hoefsmeden. „De eerste maarschalk, die zijne betrekking tot een militaire „waardigheid verhief, was Alberic Clement, heer van Metz. Hij „was aanvoerder der voorhoede, de marechaussee, ging met Ko oning Philip August naar het Heilige Land (1191) en opende "hiermede de schitterende rij van de Maréchaux de France. "Eerst in de 15e eeuw vinden wij echter den maarschalk ge scheiden van paarden en stallen, en een eerste plaats na den „koning innemende". Gedurende de regeering van Francois I (1515 1544) werd de Marechaussee gereorganiseerd. Op verzoek der plaatselijke besturen werden Marechaussee-brigades gevestigd in streken waar toezicht noodzakelijk was, maar daar de inkomsten des Rijks de uitbreiding van het korps niet gedoogden, moesten deze Mare chaussee door de bevolking betaald worden. Men zag dus hier optreden twee categorieën van Marechaussee, n.l. zij die bezoldigd werden door de bevolking en de Mare chaussee, die bezoldigd werden door den Staat. Ten einde meer eenheid in deze verschillende soorten van militaire politie te brengen, verdeelde Hendrik II in 1547 het korps Marechaussee in drie inspecties, die ieder onder een maarschalk stonden, welke maarschalken hun gebied bereisden ten einde zich aldus op de hoogte van den dienst te houden. De wanorde in het Rijk was toentertijd zoodanig, dat het zelfs voor kleine afdeelingen militairen gevaarlijk was zich te verplaatsen. Een ordonnantie van Hendrik III verbood zelfs in het jaar 1577 aan de afzonderlijke manschappen der Marechaussee zich naar de Hoofdplaats te begeven, om aldaar den eed af te leggen, met het oog op het levensgevaar, waaraan zij zich bij die reizen blootstelden, terwijl een ordonnantie van Hendrik IV in 1594 aan kooplieden aanried hunne zaken tijdelijk te sluiten teneinde aan een zeker verlies en aan levensgevaar te ontkomen. De taak der Marechaussee was in die jaren dan ook bijzonder zwaar Onder de Regeering van Lodewijk XIII werd de Marechaussee weinig genoemd, maar onder die van Lodewijk XIV, trad zij weer meer op den voorgrond. De koning was een groot tegenstander van het tweegevecht en gaf scherpe ordonanties tegen dit kwaad uit. De nakoming van deze voorschriften werd aan de Ma rechaussee opdragen, die als gevolg daarvan meer ijver ging ontwikkelen en waardoor meer gezag aan de chefs van dit korps werd verleend. 388

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 120