„zich destijds „le général major, Inspecteur général, commandant
„de la Maréchaussée Royale". Een plakkaat, gedateerd 4 Mei
„1818, waarin de gouverneur der provincie Noord-Brabant per
soneel oproept voor plaatsing bij de compagnie voor den dienst
„in die provincie, draagt als hoofd de benaming „Koninklijke
„Nederlandsche Marechaussee". Wellicht is bij het opmaken van
„dat stuk gedacht aan de naamwisseling, die de Fransche gendar
merie onderging bij de verwisseling van regeeringsvorm „gendar
merie nationale" werd „gendarmerie impériale" en later „gen
darmerie royale".
„De revolutie van 1830 in België en de daarna volgende schei
ding tusschen België en Nederland waren oorzaak, dat de
Marechaussee in Nederland, hoewel zij bleef bestaan, slechts een
voorloopige organisatie kreeg.
Het korpscommando werd gevestigd in Dordrecht.
In 1840 volgde eene zoogenaamde definitieve organisatie.
Het Korps Marechaussee werd alstoen samengesteld uit 2
compagnieën en 1 luitenantsschap, t. w. ééne compagnie in Limburg
en een luitenantsschap in Zeeland.
Het K. B. van 9 December 1843 no. 102 bracht in deze orga
nisatie wederom verandering. Teneinde de uitgaven van het De
partement van Oorlog te verminderen, was het noodig, dat
in de formatie van de verschillende wapens van het Leger
onderscheidene wijzigingen moesten worden gebracht.
De Marechaussee ontkwam niet aan dien bezuinigingsmaat
regel. De compagnie van Noord-Brabant en het luitenantsschap
van Zeeland, werden samengevoegd tot één compagnie (de latere
le Divisie), terwijl de compagnie van Limburg bleef bestaan en
de latere 2e Divisie werd.
De bezuiniging in de sterkte der Marechaussee werd evenwel
niet lang gehandhaafd. De noodzakelijkheid der uitbreiding van
het korps deed zich meer en meer gevoelen, hoewel ook hier
vaak botsing tusschen het Departement van Oorlog en den met
het toezicht belasten Inspecteur der cavalerie ontstond.
In 1873 was het aan het energiek optreden van den toenma-
ligen Inspecteur der cavalerie, belast met het toezicht op het
Wapen der Koninklijke Marechaussee, den Prins van Oranje, te
danken, dat tot opheffing van een der divisiën niet werd over
gegaan.
In 1899 kwam eene nieuwe organisatie tot stand door oprich
ting eener derde Divisie. De districts-commando's waren of
werden gevestigd te den Bosch, Eindhoven, Breda en Sas van
Gent voor de le Divisie, te Maastricht, Roermond en Nijmegen
voor de 2e Divisie, en te Zwolle, Assen, Almelo en Ruurlo voor
de 3e Divisie. In 1892 werd het districtscommando te Ruurlo
verplaatst naar Zutfen, terwijl in 1894 het districtscommando te
Arnhem werd opgericht ter vervanging van Almelo. Noodzakelijke
uitbreiding van politietoezicht in Friesland en Groningen maakte
391