Thetiu". Hij genoot het vertrouwen van den Generaal in hooge
mate en niet minder van alle landaarden in het Leger hij wist
precies welke officieren bij den troep „gelust" werden. En hij
vestigde de aandacht van den Generaal op mij.
Brave Donriné ik ben er U nog altijd dankbaar voor.
Zoo werd ik dan in 1904 eerst gedetacheerd en later geplaatst
bij de 2e Divisie Marechaussee, toen gecommandeerd door den
schoonzoon van den Generaal, Kapitein Heidens. En heb ik, tot
mijn ontslag uit den militairen dienst in 1918 bij het Korps mogen
doordienen. Een zeldzaam voorrecht En het noodlot was mij
weer goedgezind en deed mij terechtkomen in Seunagan, het
beruchte landschap ter Westkust van Atjeh, waar onze troepen
zulke zware klappen hebben gehad (Colonne Matthes, 1902
patrouille Campioni1904).
Later zond Generaal van Daalen mij naar Sigli en Geumpang
(3e Divisie) en heb ik nog behoord tot 4e Divisie (Lam Meulo)
om als commandant der 2e Divisie tevens fd. Controleur te Meu-
laboh mijn militairen diensttijd te beëindigen.
Het was een heel besluit om mijn sabel aan den kapstok te
hangen. Niet velen toch hebben zoo'n prettigen militairen dienst
tijd achter den rug, een tijd van actie, van met succes bekroonde
ondernemingen, en van waardeering van de zijde mijner chefs.
Wie zal bestrijden dat het een voorrecht is gediend te hebben on
der mannen als de Generaals van Heutsz, van Daalen, Swart en
Dijkstra, kolonel Geertsema Beckeringh, Oversten Scheepens, L.
F. Shröder en Boreel, allen mannen waarop ons leger en onze
natie trotsch mag zijn allen bezield van den geest van P. Goen
„daar kan in lndië wat schoons verricht worden". De omgang met
zulke figuren drukt een stempel op iemands karakter, die onuit-
wischbaar is. Niet minder prettig zijn mijne herinneringen aan de
Onderofficieren en de z.g. mindere militairen van het Korps.
De beste Europeesche onder-officieren werden er bij ingedeeld
als brigadecommandant (door de marechaussees aangesproken
met „Baas" de niet Europeesche Sergeant werd aangeduid als
„Panglima"). Had ik ter Westkust, toen ik als jong luitenant bij
de Marechaussee werd geplaatst het patrouilleeren in het terrein
geleerd van Sergeanten als Wenzel, den Boejf, Scriwanek, de Jong
Ros, allen eerste klasse brigadecommandanten, bij mijne over
plaatsing naar Pidië (1906) moest ik van Sergeant Frank leeren
patrouilleeren in de kampong. Frank was een reuzen figuur, in
beide opzichten, met talrijke schoten dwars door zijn body later
maakte hij evenals Heynen een heel goed figuur bij de Algemeene
Politie. De dienst bij het Korps Marechaussee was .dan ook een
goede opleiding daarvoor. Ook onder de niet Europeesche onder
officieren waren schitterende kerels wie op Atjeh kende niet
Salawane, den Cerammer, en Nussy den Ambonees beiden Rid-
297