zeide: „Toean lakoe dimana-mana maar beta tida." Graafland zou gevraagd hebben „Is het geen brave zooals hij moet gezegd hebben (volgens Kapitein Stoop) bij Aneu' Qalong, waar hij zelf ver wond werd, toen een Inlandsch Sergeant zich na afloop van het ge vecht kwam melden met de woorden brigade 12 sapoeloeh orang loeka sama mati, wapen semoea presentDe geest van Graafland, bleef het Korps bezielen en gelukkig zijn de Graaflands, de Swarts, de Dijkstra's, de Heynens en de Franks, de Nussy's, de Enoch's en de Palimans nog niet uitgestorven. Bij ieder wapenfeit komen ze te voorschijn, zij het onder andere namen. Hebben niet Kolonel Snell en Overste Behrens als hoofdofficier, een Gosenson als Kapitein, hunne M.W.O. en E.S. uitgereikt gekregen, die ze als luitenant bij het Korps feitelijk reeds een of meermalen hadden verdiend En hebben bij de jongste Atjeh affaires in '25 en '26 zich niet meer dere Onderofficieren en minderen van het Korps even kranig ge dragen als vroeger? Moesten in 1916 niet de oud marechaussee officieren van Atjeh (Snell, van Houten Scheurleer, Grashuis, Bras ser) naar Djambi, toen de zaken daar mis dreigden te loopen En toen er 1925 weer verzet kwam in Atjeh werden Snell en van Eek niet van Java daarheen gedirigeerd Eere het korps dat zulke mannen kweekt Ik heb ze lang niet allen genoemd, ik heb er me nig niet vermeld en dat zijn niet de minste. Maar ik moet mij wel beperken. Dat het mij, overgegaan bij het Civiel Bestuur gegeven werd om eerst als assistent-resident in Ambon, en later als resident van Menado, nog eens voeling te krijgen met mijn dappere trouwe krijgsmakkers aldaar, heb ik als een zeldzaam voorrecht be schouwd. En menigmaal heb ik op mijne tanden moeten bijten bij diverse ontmoetingen met velen die met mij en voor mij hun leven waag den. In Ambon wist ik Nussy (ongeletterd als hij was) benoemd te krijgen tot mantri politie en ik moest hem bewaken om te voor komen dat hij den communist Pattij (een zeer gevaarlijk sujet) het hoofd afsloeg. Enoch is thans hoofdagent der Alg. Politie in Manado. Den ouden dooven Latumahina, gedecoreerd met de 4e klasse M W.O. en het zilveren kruis voor M.T., die altijd met zijn riddersoldij naar de cantine in Lam Meulo ging om de duiten zoo snel mogelijk op te maken met makkers die, naar hij zeide, die kruizen voor hem verdiend hadden, ontmoette ik in Ambon als klein grondbezitter. Bepaald verheffende oogenblikken heb ik door- leefd toen ik 1924 als assistent-resident van Ambon aan het hoofd van de oudstrijdersvereeniging defileerde voor den Resident, ten aanschouwe van de gasten van de Plancius op zijn eerste plezier tocht, die hem een donderend eeresaluut brachten en nog eens in de Minahassa, toen ik in het gelid met mijne oude makkers, waar- 301

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 25