6 OVERPEINZINGEN VAN EEN „OLD HAND door L. A. SNELL. Kolonel der Infanterie. Zelfs het luchthartigste karakter zal als het jaar ten einde rspoedt op den laatsten dag een moment doormaken, waarop hij met weemoed of dankbaarheid terugdenkt aan de voor hem be langrijke gebeurtenissen in het afgeloopen jaar. Zoo is het ook mij te moede aan den vooravond van het 40- jarig jubileum van het Korps Marechaussee van Atjeh op 2 April a. s. Het zijn echter geen gedachten van louter weemoed die mij vervullen, al nemen zij in mijn gemoed een belangrijke plaats in. Trots en dankbaarheid overheerschen die gedachten in ruime matetrots, wijl ik de eer had gedurende lange jaren en in alle rangen bij dit illustre Korps te hebben mogen dienen, dankbaar heid, omdat ik ten slotte mijn militaire vorming aan dat Korps, dat mij zoo na aan het hart ligt, te danken heb. En mocht zoo terloops weemoed zich van mijn gevoelens meester maken, dan is de herinnering aan de talrijke offers door dat kranige Korps gebracht op het altaar des Vaderlands, tot roem en glorie van het Nederlandsch-lndische-Leger, hiervan de oorzaak. Hoe velen toch heb ik niet om mij heen zien vallen om nim mer meer op te staanhoe velen heb ik niet naar hun laatste rustplaats gebracht, weggerukt uit ons midden na een ziekte ont staan door langdurige en afmattende krachtprestatie's in de Atjeh- sche junggle. En toch, ondanks deze offers, ondanks alle mogelijke moreele invloeden, nimmer een spoor van weifeling bij elk treffen met den vijand, steeds bereid tot nieuwe offers. Integendeel, juist die offers vormden een stimulans tot meerdere daden van moed, beleid en trouw, de schoone woorden, welke gegrift zijn op ons meest schoone onderscheidingsteeken, dat zoo menige marechausseeborst heeft gesierd en nog siert. Talrijk en alom verspreid over het geheele gewest Atjeh zijn de graven dier dapperen. Velen rusten op het Kerkhof Peutjoet te Koetaradja, doch al hun namen zijn aan de vergetelheid ontrukt, gebeiteld op den muur bij den ingang van het vermaarde kerkhof, een eenvoudige doch ontroerende hulde en degene, die deze historische plek, dezen gewijden grond betreedt, zal moei- 303

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 27