schijnlijk uitgelaten en zorgeloos, maar op het oorlogspad één en al energie en moed, gepaard aan een ongelooflijk doorzettings vermogen. Voorts Graafland, de vader der Marechaussee's, van Daalen, Colijn, Swart, van der Maaien, de groote pioniers, die van het Korps gemaakt hebben, wat het thans is, een Keurkorps bij uitnemendheid. En boven allen, de grootste onder de grooten de pacificator van AtjehGeneraal B. van Heutsz, onze nationale held. Doch ook de eenvoudigen van ziel vragen hun beurt. Namen als Marks, Frank, Mosselman, Emond, Rugebregt, Salawono, Kasir, Wowor, Nussi, Kromodikoro, te veel om op te noemen doemen op de dappersten onder de dapperen. Velen zijn voor goed heengegaan, velen zijn gevallen bij de uitoefening hunner schoone taak, doch hun geest blijft het Korps bezielen. De borstbeelden van Scheepens, Darlang, Vis en Webb sieren het indrukwekkende Kerkhof Peutjoet. Moge zij ten eeuwige dage dit schoone monument blijven sieren en bewaard blijven voor het nageslacht als het symbool van moed, beleid en trouw, als een indrukwekkend teeken voor de jongeren om het door die dapperen gegeven voorbeeld te volgen. Echter niet alleen op het gevechtsveld hebben de marechaussee's uitgeblonkenook op vredesgebied hebben zij hunne sporen verdiend, getuige de talrijke wegen, welke het land in alle rich tingen doorkruisen en de vele door hen aangelegde kunstwerken getuige de orde en tucht en de welvaart in de vroeger door onderlinge veetes uiteengereten staatjesgetuige de thans nog vele met bestuursfunctie's belaste en steeds tot volle tevreden heid van het gewestelijk bestuurshoofd werkende Marechaussee- Officieren. Nog heerscht haat in de harten onzer vroegere tegenstanders. Kan het ook anders bij een volk van wie een bevoegd beoor- deelaar ons zei „Hier is een volk met zóó onafhankelijken zin als tot dusver „nog bij geen ander volk in dezen Archipel werd aangetroffen. „Zijn krachtig ontwikkeld gevoel van eigenwaarde en zijn zelf bewustzijn hebben door een 37-jarigen oorlog niet geleden. „Het is onderworpen, doch niet verzoend". Wij hebben het Atjehsche volk leed, zeer veel leed berok kend. Dit moet worden hersteld. De haat moet verdwijnen en plaats maken voor waardeering en vriendschap; maar dit is een proces, dat niet over jaren, doch over geslachten loopt. Voor U jongeren is deze moeilijke, wel minder roemrijke, maar niettemin schoone en eervolle taak weggelegd. Zij eischt van U naast groote zelfbeheersching, tactvol optreden en het uitvoe ren van bevelen zonder onnoodig bloedvergieten. 305

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 29