Bedenkt dat de Atjeher zijn onafhankelijkheid met groote dap
perheid heeft verdedigd en eerst na tientallen jaren heldhaftigen
strijd het hoofd heeft moeten bukken. Een dapper vijand verdient
de hulde en waardeering van zijn tegenstander.
Het heeft Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin behaagd
bij het 40-jarig jubileum van het Korps Marechaussee een Vaandel
aan het dappere Korps te schenken als blijk van Hare waardee
ring voor hetgeen het keurkorps sinds zijne oprichting heeft
verricht bij de vestiging en handhaving van het Nederlandsch
gezag in het gewest Atjeh.
Hiermee wordt een reeds lang gekoesterde wensch vervuld.
Majesteit, wij marechaussees en oud-marechaussees zijn U
diep erkentelijk voor die waardeering.
En als straks op de esplanade te Koetaradja in de schaduw
van de indrukwekkende poort van het Kerkhof Peutjoet, waar
zoo menige dappere rust, Zijne Excellentie de Legercommandant
het dierbare Oranje dundoek, het symbool van saamhoorigheid
en verknochtheid aan Vaderland en Vorstenhuis plechtig zal hebben
uitgereikt en de laatste toonen van het „Wilhelmus" zullen zijn
weggedeind, dan zal uit honderden kelen spontaan het „Leve
de Koningin" over het veld daveren, ditmaal geen bloote phrase
als bij menige gelegenheid, maar diep uit het hart gegrepen.
En dan zal als de plechtigheid voorbij is, op de verschillende
plaatsen des vermaaks het zoo bekende krijgslied der Marechaus-
see's, het „Manisé-lied" worden aangeheven tot diep in den nacht.
Niet alleen te Koetaradja, maar over geheel Atjeh en den Archi
pel, zelfs in het verre Vaderland, waar zoo menig oud-Marechaussee
zijn welverdiende rust geniet.
Allen zullen op dezen historischen dag met hunne gedachten
in Atjeh zijn. Ook zij zullen tot overpeinzingen geraken en denken
aan de schoone dagen van roem en eer:
Le rêve qui passe!.-
Bandoeng, den 6en Maart 1930.
306