Van af dit moment werd dan ook mede dank zij de militaire
geoefendheid, de kennis van het terrein, taal en zeden der be
volking, waarover de marechaussees beschikten, meer en meer
van hunne diensten voor militaire doeleinden gebruik gemaakt.
Wij zien verschillende onderdeelen van het korps dan ook
achtereenvolgens ingedeeld bij de colonne, die den 30en Maart
1896 van Koeta-Radja uitrukte om de bezettingen van de blok
huizen Montassik, Aloer-Oe en Toei Selimbing te ontzetten
voorts bij de colonne die 10 ApriLd.a.v. van Koeta-Radja uitrukte
voor eene verkenning naar Lamkoenjit en Biloel. Daarna op 11
April bij de colonne die uitrukte voor de ontruiming van de
posten Biloel en Lamkoenjit; op 14 April bij de colonne die
uitrukte ter approviandeering van den post Tjot Rang, alsmede
om de bezetting van dien post te doen vervangen en Lam Goet,
de verblijfplaats van het bendehoofd Teukoe Hoesin Lehong
Bata te tuchtigen; op 17 April bij de colonne die uitrukte ter
opheffing van de buitenposten Aneu'Galöng, Lam Barih, Lam
Soet en Senelopen last but not least bij de verrassing van
Aneu'Galöng op 29 Juni 1896.
Kortom er rukte geen colonne met een opdracht van eenige
beteekenis meer uit zonder dat er brigades marechaussee bij
waren ingedeeld. Het korps bleek al spoedig een keurkorps te
zijn. Groote vaardigheid in de uitvoering van handelingen van
den kleinen oorlog, de groote beweeglijkheid en handigheid in het
terrein, de goede korpsgeest die dank zij de leiding zijner officieren
heerschte, deden dit onderdeel uitsteken boven de gewone troepen.
De marechaussees kregen dan ook steeds de gevaarlijkste en moei
lijkste opdrachten zooalsvoorhoede, omtrekkingen, geheime
nachtelijke tochten tot het verrassen van bendehoofden enz.
Hiermede wordt de waarde der toen in Atjeh zijnde veldbataljons
geenszins aangetast, integendeel waren het de veldbataljons,
waarbij al dan niet marechaussee was ingedeeld, die in 1896
1898 de 25 en 26 moekims van vijanden zuiverden en de 22 moekims
tot in de verste schuilhoeken schoonveegden. In de 25 moekims
werkte ook een deel van het garnizoensbataljon daartoe mede.
Doch voor de bovengenoemde opdrachten leende het korps
marechaussee zich in 't bijzonder uithoofde van zijn samen
stelling, lichte en doelmatige bewapening en wijze van verple
ging-
Het moge mij vergund zijn uit het bekende werk van den
toenmaligen kapitein der Infanterie A. Kruisheer: „Atjeh 1896"
eene aanhaling te doen betreffende het gevecht om Ana' Galoeng
op den 29en Juni 1896 aan welk gevecht het korps Marechaussee
in zijn geheel deelnam en waarin het zich zoo bijzonder onder
scheidde.
-310
ter sterkte van 3 officieren en 221 onderofficieren en minderen.