nazette, hem een 50 M. verder wist neer te schieten en de ka rabijn terugvoerde. Het bevel om links en rechts in de alang-alang te vuren, dat door Kromodikoro was gegeven, werd door een 8 tal marechaussees opgevolgd, de overigen waren niet meer in staat te schieten. De Marechaussee Lolong, die zijn linkerhand niet meer kon ge bruiken, vuurde toch mede door zijn karabijn tusschen de knieën vast te houden, en met de rechterhand den grendel te openen en te sluiten en om te schieten de karabijn in de holte van den linkerelleboog te steunen. Ook de niet gekwetste dwangarbeiders gedroegen zich in dezen zeer moedig. Suwoek nam toen maatregelen om het hoofd van de kpg. Sapi te doen waarschuwen en om hulp voor het vervoer der gewonden te vragen. Ook bij den afmarsch naar de kpg. Sapi, alwaar de komst van een in de buurt zijnde brigade werd afgewacht, nam Suwoek alle vereischte maatregelen om gesneuvelden, gewonden en wapens tegen verdere overvallen te vrijwaren. Behalve Kapitein Paris, sneuvelden bij deze gelegenheid nog 5 militairen der brigade, waren 12 min of meer zwaar gewond en slechts een 2-tal ongedeerd. Ondanks dat alles gingen geen kara bijnen verloren en werden zelfs een 26-tal klewangs buitgemaakt, een 20-tal kwaadwilligen neergelegd. Voorwaar een zeer heldhaftig gedrag dezer brigade, die daar mede de roemrijke traditie der Marechaussee hooghield. Ten slotte werd bij Gouvernements besluit van 30 December 1927 No. 5 (Koninkiijk besluit van 9 Maart 1928 No. 59) als direct gevolg van laatstgenoemde actie de sterkte weder opgevoerd tot 23 officieren en 1214 minderen (Een 6e divisie met standplaats Bakongan werd opgericht). Ook buiten Atjeh werden enkele malen onderdeelen van het Korps gebezigd, ook daar hield het zijn naam hoog. Zoo werden in 1905 3 brigades gedirigeerd naar de Zuider- en Oos- ter Afdeeling van Borneo voor de achtervolging van den reeds jarenlang gezochten pretendent-Sultan. Het mocht gelukken hem reeds na een maand onschadelijk te maken. Uit het bovenstaande moge blijken welk aandeel het korps gehad heeft in de pacificatie van het gewest Atjeh, terwijl de door het Korps in de periode 1890 1930 geleden verliezen 250 dooden en 950 gewonden duidelijk aangeven welke offers het gebracht heeft Een verliezenlijst kan natuurlijk geen volledig beeld geven van hetgeen een troep heeft gegeven, nochthans kan zij eenigermate als maatstaf daarvan worden beschouwd. Bedacht moet worden dat door de groote waakzaamheid en het beleidvol optreden van de brigades de verliezen binnen redelijke grenzen zijn kunnen worden gehouden. 322

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 48