in knielende houding afgegeven werden zonder verdere ver
liezen onzerzijds, nog 9 kwaadwilligen neergelegd.
Volgens berichten zou slechts één der fanatiekelingen, die
zich ten doode hadden gewijd en dan nog wel zwaar gewond
ontkomen zijn, is later overleden.
In het laatst van de maand Juni kwamen bij den troepen
commandant Kapitein Behrens, die zich in het bivak Ladang
Rimba bevond, verschillende berichten binnen, dat de fanatieke
Troemon-bende van Tg. Poetih de missigit van Kroeëng Loeas
en de onmiddellijke omgeving had versterkt, althans werd gespro
ken van kuilen rondom de missigit, die zouden wijzen op een
soort loopgraven.
Op dit bericht rukt Kapitein Behrens 1 Juli 1926 met de
3e, 5e, 6e en 7e brigade Marechaussee van de 6e divisie waarbij
ingedeeld de le Luitenant Batten van Ladang Rimba te 7 u.v.m.
uit naar Kroeëng Loeas, dat ongeveer te 12 uur werd bereikt.
Aan de N. zijde van den weg bevond zich de missigit; aan de Z.
zijde op 150 M. van de missigit verwijderd de school (sinds
3 maanden leeg). Het terrein aan weerszijden van den weg was
bedekt met manshooge alang2 met hier en daar rambongboomen.
De school is een houten gebouw van het gewone model met
hooge planken omwanding.
Tot nog toe was van den vijand niets gemerkt.
De 6e brigade onder Luitenant Batten ontving opdracht de
school te doorzoeken en werd bij de uitvoering besprongen door
een vijftal Atjehers waarvan 3 werden neergelegd, terwijl de 2
anderen ofschoon gewond konden ontkomen.
Bij de eerste schoten steeg het gezang dikir uit de missigit
op, 2 brigades ontvingen een opdracht ter afsluiting der missigit
aan de Oost- en Westzijde, terwijl de 7e brigade Europeesch
sergeant Marx, zich tegenover de missigit zou opstellen. De 5e
brigade (sergeant Kars) bleef als reserve op den weg achter.
Bij het voorwaarts gaan om aan hun opdracht te voldoen
bleek, dat rondom de missigit zich talrijke kuilen bevonden,
waarin de Atjehers zich verscholen hadden en waaruit zij bij
nadering met ware doodsverachting fanatiek aanvielenzonder
verliezen onzerzijds konden zij worden neergelegd.
Om de kuilen en kleine looggraven beter te kunnen ontdek
ken had de Commandant twee Inl. veroordeelden in boomen
opgesteld, die van daaruit deze hinderlagen konden aanwijzen.
Terwijl de 3e en 6e brigade het terrein afzochten deden de
verzetsleiders Tg. Poetih en Tg Habib Sjaid Mohammad met
een vijftal volgelingen van uit de missigit een fanatieke aanval
op de 7e brigade Marx.
Zij werden allen met vuur neergelegd voordat zij de brigade
bereikten.
Doordat de omtrekkende brigades door het zorgvuldig door
zoeken van het terrein en het onschadelijk maken van
333