Dit zeer belangrijke succes weet Kapitein Gosenson met de
5e brigade der 4e divisie Marechaussee en brigades van de
latere 6e divisie op 22 Juni d.a. v. nog te doen volgen door een
tweede, eveneens zeer gewichtig succes, n.het neerleggen van
Hadji fahja, de leider van het verzet in het Tapaktoeansche,
aan de Aloer Boemboeng, een linker zijaloer van de boven
Kloeët rivier.
Ook hier werd weder op meesterlijke wijze een oud spoor
gevolgd tot men aan de hut kwam, waarin Hadji Jahja zich
bevond.
Door de goed opgestelde afsluitingsafdeelingen was ontkomen
voor Hadji jahja, die trachtte te vluchten, onmogelijk en werd
hij door 2 schoten van den Eur. sergeant Kars en den Man.
Marech. Rompas No. 91702 neergelegd.
Gedurende het 2e halfjaar van 1927 vielen er geen groote
successen te boeken. Wel werden op 22 en 26 September respec
tievelijk in de landschappen Troemon en Kloeët bij verzet door
Kapitein V. Gosenson en de 1 e Luitenant der Marechaussee F. Harting
nog een paar kwaadwilligen neergelegd en meldde zich op 16 No
vember een der uitgewekenen. Ook werden tal van schuilplaatsen en
ladangs aangetroffen en opgeruimd, doch steeds bleken deze op
het oogenblik van aantreffen, reeds eenigen tijd te zijn verlaten.
In Maart 1928 ontvangt de patrouillecommandant te Kandang,
de le Luitenant der Marechaussee F.J. van Baar van Slangen-
burgh bericht, dat Habib Brahim met 3 volgelingen zich nabij
Soea Breuëh zou ophouden.
Het terrein waarin deze zich volgens aanwijzingen verscholen
zou hebben, werd doorzocht en Habib Brahim bij verzet neer
gelegd, nadat het dezen gelukte den Soend. Marech. Oendjoeng
No. 90432 door een karabijnschot doodelijk te verwonden.
Bij deze affaire viel ons in handen de voorlaatste der karabijnen
die onder sergeant Grünefeldt in 1926 waren verloren gegaan.
Den 17 Juni krijgt de le luitenant der Marechassee J. Breemouer
die te Ladang Rimba vertoefde bericht, dat zich ten Zuiden van
Troemon bij lë Meudama een kleine bende ophoudt en rukt 's nachts
daarheen op met 1 brigade van het 4e Garn. Bat. van A. en O.
Op een kleine ladang wordt hem een woning aangewezen, die
fluks omsingeld wordt. De in het huis aanwezige kwaadwilligen,
de aanwezigheid van den troep bemerkende, sprongen gewapend
naar buiten en attaqueerden.
Drie in getal, werden neergelegd, terwijl bij de doorzoeking
der woning na het handgemeen, nog een kwaadwillige werd
gearresteerd.
De Man. Infanterist le klasse Prang No. 82263 werd vrij
ernstig gewond door een klewanghouw.
Zie het officieele verslag I. M. T. 1928 No. 2.
339