Per brigade één helder licht gevende dievenlantaarn.
Vier brigades vormden een Afdeeling, gecommandeerd door
een luitenant.
Het gansche korps telde 12 brigades.
De marechaussees ontvingen bij hunne indeeling een vast
nummer in de brigade. (Er werd dus niet aangetreden „volgens
de grootte'Dat nummer behielden zij altoos in de brigade.
Overplaatsing van de eene brigade naar de andere geschiedde
enkel bij hooge uitzondering.
Het geven van een hoornsignaal mocht alleen geschieden op
last van officieren. Het aantreden, in beweging zetten en halt
houden en verder alle andere commando's geschiedden op wenken,,
of zoo noodig op fluitsignaal.
Het korps werd geoefend in het marcheeren met zeer vlug
gecadenceerden pas. In de colonne altoos met tusschenruimten
van 10 M. tusschen de brigades en van 20 M. tusschen de af-
deelingen. De comman Janten altoos aan den staart hunner bri
gades of afdeelingen.
Vóór den marsch werden de manschappen aangewezen, die
als spits dienst moesten doen; zooveel mogelijk altoos dezelfden.
Evenzoo de brigade of c. q. de marechaussees, die bij overrom
peling van een woning, benteng of verschansing het eerst bin
nendringen.
Er werd nimmer in „de rust" gemarcheerd.
Bij nacht altoos met ongeladen karabijnen, behalve het kader,
die ze geladen mochten meevoeren. In bedekt terrein altoos met
den getrokken klewang in de rechterhandde karabijn in de
linker.
Niet praten tijdens de patrouille of excursie, 's nachts elkander
de hindernissen (putten, kuilen, enz.) wijzen door gebaren.
Werden meerdere brigades tot het gevecht gedeployeerd, dan
altoos met zoo breed mogelijk fronten met de ordergestaag
terrein winnen, zonder vuren en zonder oponthoud. De brigade,
die het dichtst den vijand genaderd is, valt stoutmoedig aan,
zonder orders af te wachten en de andere brigades vallen bij
Slaat de vijand op de vlucht, dan gebruik maken van het schot,
het doel zoo laag mogelijk bij den grond.
Bij iedere pauze in het gevecht, numeriek appel houden in de
brigade.
Bij belangrijke excursies werden per afdeeling 3 brigades in
front gedeployeerd en de vierde volgde als soutien en om de
gewonden op te rapen.
Werd het gevecht te zwaar en waren de verliezen te ernstig
dan konden de luitenants hun afdeelingen ontbinden en op een
vooraf afgesproken plek weder verzamelen. Iedere brigade begaf
zich dan zelfstandig daarheen.
Op hinderlaag ('s nachts) moesten de marechaussees zoo ver
spreid mogelijk uit elkaar op den grond liggen en bij de nade-
350