en Javanen. De eersten hebben als soldaat ontegenzeggelijk de meeste waarde. Van den Amboinees in het leger kan getuigd worden dat hij is ordelijk, proper, stoutmoedig, ondernemend en trouw aan zijn commandanten. Maar lichtgeraakt, buitengewoon ijdel, zooveel mogelijk den Europeaan nabootsend, twistziek tegenover andere landaarden en licht ontmoedigd. De Javaan heeft weinig élan in het gevechtis meestentijds stil, bedaard, fatalistisch en zonder lui te zijn—toch apatisch. Maar gehoorzaam, vredelievend, volgzaam en trouw als hij van zijn superieuren houdt. Bij de defensie en vooral bij een lijdelijke rol, onder hevig vuur, is de Javaan meer waard dan de Amboi nees. Zelden verliest de Javaan zijn kalmte, mits men hem late begaanen komt hij tot daden, dan is hij ook moedig, maar altoos bescheiden. Javanen en Amboineezen verdroegen elkaar uitmuntend bij het korps en vulden elkander aan. De treffende kalmte en gelaten heid der eersten was bepaald noodig om in hachelijke momenten de Amboineezen te dwingen tot een geduldig afwachten van de gunstige kans. De laatsten toch konden geen vijand zien of zij wilden reeds tot den stormaanval overgaan. Bij een bestorming waren de Amboineezen bijna altoos de voorsten. Voor de Luitenants werden de besten en de meest validen gekozen. Trouwens die zich aanmeldden waren de bestenen het ontbreekt het Ind. Leger goddank niet aan flinke, loyale, in tellectueel ontwikkelde, moedige, naar daden hunkerende luite nants die bovendien aan een grootmoedig en humaan hart, vernuft en onversaagdheid paren. Maar bij de Infanteriekorpsen, onder het juk der vele voorschriften en bij den heerschenden geest in het leger om het karakter zich nimmer vrijelijk te laten ontplooien en iedere zelfstandige meening en elke aanvechting tot initiatief te onderdrukken komen velen nooit tot hun recht. Wij durven dan ook hier, uit vrees van voor de overige lui tenants onbillijk te worden, niet te detailleeren omtrent de lui tenants bij het korps. Maar zeker zal het gansche Ind. Leger instemmen met de hooge waardeering, hierbij geschonken aan de gesneuvelde Luitenants der MarechausseeBrunt, Vuyk, K. Wa- gener en Vis, en aan hunne nog in leven zijnde wakkere, alge meen bekende en beminde collega's. Het gebruik van het korps Marechaussee. Behalve aan de uitnemend gekozen organisatie van het korps, de meesterlijke wijze van encadreering, de gelukkige samenvoeging van de twee beste en trouwste Inlandsche rassen in het Leger Amboinees (Ternataan, Alfoer, Menadonees, enz.) en Javaan, is het inzonderheid aan de talenten en de toewijding van den eersten 352

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 82