staken, hielden de Atjehers in Anak-Baté hun schietspelletje vol op die van verre zoo goed zichtbare helmen. Direct gevaar bestond er na deze maatregelen niet meer. Doch de bezetting in Atjeh verkeerde al zóó lang in een hoogst ge- déprimeerden toestand, dat de uilzending van troependetache menten langs den vorenbedoelden weg, hoe dikwijls dat ook gebeurde, een zenuwstorenden invloed te weeg brachten op het geheel. Trouwens dat lag voor de hand. Door passief verweer, door terugschieten jaagt men geen vijand weg, noch behaalt men een blijvend succes. Nog ergerwanneer de troep ziet, dat de door hem genomen maatregelen niet helpen, vermindert het moreel van den troep en groeit dat des vijands aan. Het eenige afdoen de middel zou geweest zijn een bezetting van kampong Anak- Baté. Maar eenerzijds gedoogde de politiek door Gouverneur Deycker- hotf gevolgd, een dergelijke strategie op dat moment nieten anderzijds kende de Gouverneur zijn troepen te goed om niette weten dat het hun aan gevechtsopleiding, aan élan en aan voort varendheid ontbrak om een dergelijke excursie met succes uit te voeren. Want men heeft in die dagen heel wat schuld van den gedé- primeerden toestand gestapeld op het hoofd van den toenmaligen Gouverneur van Atjeh en O niet wetende dat zijne handen gebonden waren en dat hij nimmer behoefde te rekenen op uit breiding van het militair bezettingscijfer, wat er ook mocht gebeuren. En aan den anderen kant zag men de fouten van onze Infan terie over het hoofd, die toen allesbehalve berekend was voor hare taak en het bijna als plicht beschouwde een gevecht te ontwijken. Gelijk de volgende gebeurtenissen zullen staven. In Januari 1896 dan was het Atjehsche schietspelletje langs den Anak-Galoëng-weg weer in vollen gang en zag men het vernederend schouwspel van een vrij sterk infanterie-detachement, dat met gebogen hoofd, onder het lastig vijandelijk vuur, in versnelden of looppas het eenige 100 M lange stuk wegs aflegde onder langs den dijk, niettegenstaande de vijand hoogstens uit 8 a 10 man bestond, maar opgesteld was in de tot het com plex Lamkrak behoorende kampong Anak-Baté, dus in voor den troep verboden terrein. Den 25en Januari moest de gansche bezetting van Anak-Galoëng, circa 100 man sterk, plus artilleristen, enz. afgelost worden. En de daartoe bestemde, (evenals de daarop terugkeerende) afdeeling, die sterk genoeg was om zich zelf te beschermen, en welker plicht dat ook eigenlijk was, trok in gesloten orde voort, gedekt door Marechaussee's, wier karabijnen een dracht van 500 a 600 passen hadden. Want de commandant der Marech. had order ontvangen om 3 brigades onder 1 luitenant ter beschikking van 356

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 86