den Liniecommandant te stellen, als dekking van de aflossing Anak-Galoëng. Die brigades onder luit. Vuyk, moesten kampong Niroen doorzoeken, zich vervolgens brigadesgewijze op drie plaatsen achter den dijk, tegenover Anak-Baté opstellen en den vijand door vuur bezig houden. Hun rapport, na beëindiging dezer taak luidde: „De aflossing van Anak-Galoëng werd tusschen 8 u. 45 min. en 9 u. 45 min. vm. door (naar schatting) een 8-tal djahats beschoten, totaal 40 schoten. Dit vuur moest door één der brigades beantwoord worden. Verschoten patronen 34". Is het te verwonderen dat bij soortgelijke maatregelen en bij een degelijke gevechts- en velddienst-opleiding onze arme Infanterie bij het eerste het beste gevaar te zenuwachtig was om met kans op goeden uitslag gebruikt te worden? De Comm. der Maréch. teekende onmiddellijk protest aan bij den Chef van den Staf over het ondoelmatig gebruik van de marech. bij deze affaire en op de order om te schieten op een vijand, die verder af lag dan de dracht der karabijnen bedroeg, terwijl bovendien de order tot vuren in strijd was met de bij het Korps geldige beginselen, nl.„Niet vuren dan op een wij kenden vijand, maar altoos met den klewang er op in". De Chef van den Staf gaf gelukkig den Commandant der Mar. gelijk. En ging zelfs eenige weken later in op 's Commandants voorstel om de kampongs Anak-Baté en Gliëng die zoo gevreesde kampongs, waarvan op de kaart slechts de Noordl. en Oostel. omtrek stonden aangegeven en die men goed bevolkt wist te rekenen onder het door de Marechaussees te beveiligen en te controleeren terrein. Dat was een enorme schrede vooruit. En in erkenning van de bestemming en het richtig gebruik van het Korps „het voeren van den contra-geurillakrijg"; en in erkenning van de inzichten van den Comm. der Marech.: „den vijand opzoeken, maar niet afwachten". Nauwelijks was dan ook deze concessie door den Comm der Mar. verkregen, of hij haastte zich, door vriendelijke medewerking van den waarnemend assistent-resident van Groot- Atjeh Heckler, middels spionnen-berichten gegevens te verzamelen omtrent den inwendigen toestand der genoemde vijandelijke kam pongs. Maar tegelijkertijd om zijn Korps gereed te maken voor de te verwachten agressieve guerillagevechten en zijn manschap pen scherp in te prenten het uitsluitend vertrouwen den doorge- zetten aanval met den klewang. De Comm. der Mar. was zich zijne verantwoordelijkheid volkomen bewust. De tijd tot voorbereiding was kort geweest, als men nagaat dat hij medio December 1895 het commando aanvaardde en wij nu pas schreven 18 Februari 1896; terwijl de verloopen 2 maanden rijk geweest waren aan lastige gebeur tenissen, en de Marech. dagelijks zwaren dienst te vervullen 357

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 87