Niet zonder offers, vaak zware, heeft dit korps die eervolle taak kunnen vervullen. De marmeren tafelen, die de indrukwekkende poort van Indië's schoonste rustplaats, het imposante kerkhof Peu- tjoet, sieren, zijn daarvan de tastbare bewijzen. In die tafelen zijn gegrift de namen van allen, die in geheel Atjeh aan onze zijde zijn gesneuveld. Indrukwekkend monument voor de krachtsinspanning, welke alleen Atjeh aan het Neder- landsch-Indische Leger heeft gekost. In eenvoudige letters op wit marmer zijn zij vermeld, 2500 ongeveer is hun aantal en nog steeds worden nieuwe namen aan de lijsten toegevoegd. Allen brachten zij het grootste offer, dat een mensch vermag te brengen: Zij offerden hun leven op het altaar van de Nederlandsche zaak. Er wanneer de goud of oranje gekrulde marechaussee zijn bede vaart verricht naar Kotaradja's vredehof, zal hij zien, dat zijn korps op de eerelijsten vele vertegenwoordigers telt. Daarna voort schrijdende onder de hooge ruischende tjemara's zal hij onder andere monumenten ontwaren de borstbeelden van de corypheeën van zijn roemruchtig korps, van mannen als Campioni, Webb, Vis. Scheepens, Dartang. Zouden wij de registers kunnen raadplegen van Neerlands schoonste orde, het eerekruis voor MOED, BELEID en TROUW, dan zou wederom onze aandacht vallen op tal van marechaussee namen. Is het dan wonder, dat een ieder, die in Atjeh dient, zich als heerlijk ideaal voor oogen stelt ook eenmaal tot dat eerekorps te mogen behooren Men behoeft maar een afdeeling marechaussee te zien om de overtuiging te verkrijgen, dat de naam eerekorps ten volle verdiend is. Ons mooie Indische Leger in zijn geheel laat geen enkele gele genheid voorbijgaan om goed en kranig voor den dag te komen ik denk hierbij bij voorbeeld aan het jongste défilé van Cheribon na de inspannende groote manoeuvres van het vorige jaar om een vredesherinnering oP te halen, doch elk sieraad heeft zijn glans punt en zoo is in het kleinood, hetwelk ons leger vormt het Atjeh- sche marechausseekorps dat glanspunt. Ik,™eJVn Uwe herinnering de voor Atjeh zoo onrustige dagen van 1925 begin 1926. Toen moesten eenige brigades marechaussee naar de roerige Zuidelijke Landschappen worden gezonden Voor hun vertrek hield de Gewestelijk Militaire Commandant, de toen malige Kolonel Mazee, een korte toespraak en deed daarbij een beroep op de oude traditie van het korps. Nog zie ik aller oogen schitteren Met zulke troepen is alleen overwinnen mogelijk Zoo is het steeds gegaan, zoo zal het altijd zijn, zoolang het lijke"CTewestUrk°rPS voetstapPen zal leggen in dit „uitzonder- Schoon in het verleden, schoon in het heden 286

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 8