doch door den voorsten man wordt neergehouden, buitI
Beaumont. Het blijkt nu, dat de neergeslagene zich ach
ter eenige zakken met rijst opgesteld had en daardoor
moeilijk trefbaar was achter de omwandingen van gevlochten
bamboe.
Het tweede huis omsingeld om dit te doorzoeken, daar men
door het plotseling ophouden van het vuur meende, dat de ver
dedigers gevallen waren, wordt een der wanden afgerukt. Nauwelijks-
hiermee begonnen, heropent de vijand een goed onderhouden
vuur uit achterladers, waardoor een mar. doodelijk in het hoofd
getroffen wordt. De patr. cdt. gelast daarop individ. vuur en als
het vijandelijk vuur na vijf minuten nog niet zwijgt, wordt de
troep teruggetrokken naar een W. hoogergelegen punt op 30
pas afstand op de helling van den heuvel, waarop het huis staat.
Vandaar worden een tiental salvo's horizontaal door het huis-
afgegeven. Dan staakt 's vijands vuur, het neerdruppelen van
bloed wijst op treffers. De marechaussee's dringen met geweld;
vooruit, rukken de omwandingen af en vallen binnen. Een vijftal
gewonde Atjehers, achter rijstzakken zich hardnekkig met het
blanke wapen verwerend, wordt onschadelijk gemaakt. Buit::
3 Beaumonts, 1 achterlader, 1 voorlader en 40 patronen.
Nadat een brig, met de gesneuvelden, de gewonden en hun
wapens om 7 v. huiswaarts was gezonden, werd met de andere
brig, een vervolging ingezet door Bambong, Reubee en het W..
liggend paja- en heuvelterrein, doch zonder succes.
De lt. v. Gesseler Verschuir berust hierin niet, maar begeeft
zich den 3en Juli d. a. v. met 2 brig, en 11 dwarb. van Padang
Tidji naar de V Moekim Laweueng. Bij den afmarsch ontmoet
hij op de keude een spion, dien hij ter ondervraging bij. zich
roept Hoewel deze aanvankelijk niets weet mede te deelen,
wordt hij mede genomen en marcheert men over de Moekim
Beurabo in N. richting door de heuvels naar Lho Keumoedèë.
Als hier de spion goed aangespoord wordt, vertelt hij, dat Nja
Moeda Dawot om 1 n. weieens in gng. Neuheun (III Moekim
Batoe) het middagmaal gebruikt. De patr. cdt., bekend met het
terrein en wetend, dat Nja Moeda Dawot steeds in de Moekim
Toengkob steun vindt en zich daar veel ophoudt, besluit een
poging te wagen. De gewone terugtochtsweg van het bendehoofd
was van Neuheun langs het strand naar Laweueng. Mitsdien
zendt hij een brig, over Toengkob naar Blang Anöë en gaat de
andere onder hem zelf over Tjroeëng recht op Neuheun af. Hij
stoot daardoor op de vereenigde benden van Nja Moeda Dawot
en P. Andah die, zooals later bleek, te Neuheun een kandoeri
hielden voor den 26en Juni t. v. te Beureuleueng gevallenen. In
den versnelden pas gng. Neuheun naderend, gaat men in den
looppas over, als men bij den ingang van den gampong eenige
Atjehers ziet wegloopen en jaagt men over heggen en struiken
heen naar binnen. Opgelost in 3 groepen van 4 en 5 man, de
366