8. TER GELEGENHEID VAN HET 40-JARIG JUBILEUM
VAN ONS KEURKORPS.
door
C. A. RIJNDERS,
Kolonel der Infanterie.
Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de Redactie van het In
disch Militair tijdschrift tot het leveren van een bijdrage voor het
nummer dat gewijd zal zijn aan ons keurkorps ter gelegenheid
van zijn 40-jarig jubileum.
Persoonlijk had ik nimmer het voorrecht bij het Korps Mare
chaussee te dienen en maakte ik eerst aan het einde mijner mili
taire loopbaan meer van nabij daarmede kennis.
Vreugde zal er zijn te Koeta Radja als 2 April het Vaandel zal
worden uitgereikt als blijk van Koninklijke waardeering voor al
les wat in de afgeloopen 40 jaar door het Korps onder moeilijke
omstandigheden, vaak met bovenmenschelijke krachtsinspanning
is verricht ten bate van orde en rust in het zoo woelige Atjeh met
zijn dappere bevolking.
Dankbaarheid jegens onze geliefde Vorstin voor de hooge on
derscheiding, die het Korps ten deel valt.
Weemoed bij de nagedachtenis aan zoovelen, die voor Land en
Koningin, voor de eer van hun Korps het beste gaven wat zij te
seven hadden hun Leven en waarvan velen de laatste rust-
plaats vonden op het zoo indrukwekkend kerkhof Peutjoet.
Het glorietijdperk van het Korps ligt reeds ver achter ons
men neemt immers 1910 aan als het jaar, dat de pacificatie van
Atjeh als een voldongen feit moet worden beschouwd. Roemrijke
tochten als onder Kapitein jhr. Graafland met 8 brigades Mare
chaussee en 2 compagnieën tot het ontzet van 4 posten der z.g.
„buitenlinie", elk door één brigade Marechaussee bezet na den
afval van Toekoe Oemar in 1896, het deelnemen aan tochten on
der leiding van den Grootmeester in de oorlogvoering tegen den
I.V Van Heutsz, die door zijn allen bezielenden geest en troe
penleiding het Indische Leger zijn vertrouwen in eigen macht en
kunnen teruggaf de schitterende prestatie van den Luitenant-
Kolonel Van Daalen met 10 brigades Marechaussee gedurende
zijn beroemden 163-daagschen tocht door de Gajoe- en Alaslanden
in 1904 zijn thans niet meer aan de orde entoch als men
324