In het Engelsche leger wordt het gebruik van gekleurde schij ven toegepast. Deze schijven geven de intensiteit van het vijan delijk vuur aan. Het toonen van een roode schijf beteekent voor den aanvaller bv. „Gij staat onder zulk hevig vuur, dat verder voorwaarts gaan onmogelijk is". Een blauwe schijf: „Gij staat onder vuur en lijdt verliezen, maar met behulp van eigen vuur is voorwaarts gaan mogelijk (sprongswijze terreinwinnen) enz. De toepassing van bovenuiteengezette systemen vereischt echter veel personeel, dat als norm bij ons niet beschikbaar zal zijn. De middelen, welke h. 1.1. worden gebezigd om het vuur van den tegenstander te markeeren, zijn, zooals bekend, niet vol doende om den troepencommandanten voldoend sprekende aan wijzingen te geven voor het trekken van tactische conclusies. Het blijft dus noodig dat de hulpleiders deze leemte aanvullen. 3. Op grond van de ervaring bij de groote manoeuvres opge daan, blijkt het niet overbodig er hier al dadelijk op te wijzen, dat uit het bovenstaande niet de conclusie mag worden getrok ken, dat de hulpleiders invloed zouden mogen uitoefenen op de door de troepencommandanten te nemen besluiten dan wel zou den mogen ingrijpen in de handelingen van de commandanten (A. V. O. punt 16, Bijlage 111). Met nadruk moet hiertegen worden gewaarschuwd. Mede dienen de hulpleiders zich ervan te ont houden een oordeel uit te spreken over genomen maatregelen en gegeven bevelen. Als regel moet gelden, dat de hulpleiders zich dienen te be perken tot het uiteenzetten (verduidelijken) van den oogenblik- kelijken toestand in bovenvermelden zin. Voor het overige dienen zij af te wachten hoe de betrokken troepencommandant daarop zal reageeren. Zij volgen dus slechts de actie en nemen hunne beslissingen uitsluitend in verband met de ontwikkeling daarvan. Aan het beginsel, dat een troepencommandant vrij is te doen wat hem goeddunkt in verband met zijne opvatting van den tactischen toestand en zijn inzicht in de uit te voeren opdracht, mag door de hulpleiders in geen geval worden geraakt. De hulpleiders hebben dus alleen de bevoegdheid, de uit- of doorvoering van bepaalde maatregelen voor onmogelijk te verkla ren, tijdverlies en verliezen aan personeel en materieel op te leggen, troepen buiten gevecht te stellen, berichten te onder scheppen dan wel te vertragen, enz. Daarbij zullen de hulpleiders er steeds naar streven, hunne beslissingen en mededeelingen den betrokken troepencommandant op zooveel mogelijk overeenkomstige wijze en tijdstippen bekend te stellen als waarop deze zich in werkelijkheid zouden doen gelden onder de alsdan heerschende omstandigheden. Zoo zou het in strijd met de werkelijkheid zijn, wanneer een hulpleider een voorgenomen maatregel reeds dadelijk voor onuit- 434

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 18