voerbaar zou verklarengewacht moet worden op dat stadium van uitvoering, waarin in werkelijkheid 's vijands wapenwerking a. a. die onuitvoerbaarheid zou aantoonen. 4. De vraag doet zich verder voor, wanneer, op welke wijze en aan wien bovenbedoelde invloeden van de vijandelijke wa penwerking moeten worden bekend gesteld. Het is uiteraard niet mogelijk alle voorkomende gevallen aan te geven. Met enkele voorbeelden moge dus worden volstaan. Mededeelingen (beslissingen) zullen b. v. noodig zijn, a. indien de troep zich onvoldoende dekt of zich in te kwets baren vorm bevindt onder artillerie- of infanterievuur dan wel tijdens een aanval uit de lucht b. indien de voorwaartsche beweging te snel plaats heeft in verband met de door het vijandelijk vuur intredende verlie zen of de onvoldoende vuurkracht van de vuurlinie; c. indien de onderdeelen van een voor eenzelfde gevechtsdoel aangewezen groep niet in onderlinge samenwerking handelen d indien bij een afdeeling het verband is verloren gegaan e. indien de vuurleiding te wenschen overlaatenz. De wijze waarop de aanwijzingen dienen te worden gegeven, behoeft, blijkens de opgedane ervaring, eenige toelichting. Bij de jongste groote manoeuvres bepaalden de hulpleiders zich in vele gevallen tot mededeelingen aan een commandant, „dat hij niet vooruit kan" zonder meer, of wel tot het terugzen den van afdeelingen na een aanval. Dit is geheel in strijd met de aanwijzingen van het A. V. O. en is blijkbaar het gevolg van een verkeerde interpretatie van dat voorschrift. In punt 8 (2) van Bijlage III is namelijk aangegeven, dat te genover de betrokken partij- of troepencommandanten geen moti veering van de beslissingen plaats heeft. Dit wil uiteraard niet zeggen, dat met een mededeeling kan worden volstaan als b. v. „Uwe troepen kunnen niet vooruit". Immers de reden van het niet vooruit kunnen van de troepen zal den commandant in wer kelijkheid wel blijken. Een beslissing zou b. v. kunnen luiden „Uwe afdeeling staat onder mitrailleurvuur uit de richting van kg. N. Uwe voorste lijn heeft reeds 10 man verliezen". Voor den betrokken troepencommandant vormt dit een waar schuwing, dat hij op deze wijze niet kan blijven handelen, dat hij andere maatregelen zal moeten nemen. Deze zouden b. v. kunnen bestaan in het nemen van maatregelen ter vermindering van eigen verliezen (betere vormen, betere dekking en gebruik van het terrein) dan wel het tijdelijk doen halt houden en den vuurstrijd aanbinden of, indien het vuur reeds was geopend, het beramen van een betere organisatie van het eigen vuur (inzet van meer vuurwapens, betere samenwerking met (steun van) /mitrailleurs of artillerie, enz. 435

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 19