Wordt op de gegeven beslissing niet in voldoende mate gerea geerd dan volgt een nieuwe beslissing b. v. door het aangeven van nieuwe verliezen of het opleggen van verliezen. Zoo noodig kan een afdeeling buiten gevecht worden gesteld, alhoewel hiertoe uit een oogpunt van oefening niet dan bij uitzondering en dan, nog alleen voor korten tijd mag worden overgegaan. (A.V.O. punt 13, bijlage 111). Wat op bovenaangegeven aanwijzingen van den hulpleider moet worden gedaan, moet dus door den troepencommandant zelf worden beraamd. De zinsnede in het A.V.O., dat de beslissingen niet behoeven te worden gemotiveerd, dient dus in dien zin te worden opge vat, dat men niet moet zeggen „Uw aanval komt tot staan, omdat 's vijands vuur niet door eigen artillerie wordt onderdrukt" ofr „U komt niet vooruit, omdat gij door het ontbreken van een. voldoend aantal k m.'s in de vuurlinie en het niet gesteund worden door mitrailleurs onvoldoende vuurkracht ontwikkelt". Men motiveert dus wel wat den betrokken commandant niet bekend kan zijn d. i. 's vijands en c. q. de eigen wapenwerking,, maar niet wat hem bekend moet zijn, n. 1 het gebruik en den. inzet der eigen wapens zoomede de keuze van eigen vormen a. a. Aan wien moeten nu meerbedoelde aanwijzingen worden gege ven. De invloed van de vijandelijke wapenwerking uitgezonderd die uit vliegtuigen doet zich als regel het meest in de voorste linie gevoelen. Aanwijzingen daaromtrent dienen dus bekend te worden gesteld aan de commandanten van de troepenonderdeelen in die linie dan wel aan de ondercommandanten (het kader) in de vuurlinie. Dit kader zal, evenals in werkelijkheid, moeten handelen en berichten zenden. Hierdoor wordt tevens de nood zakelijke beoefening van den berichtendienst uit de voorste lijn. bevorderd. Aanwijzingen betreffende afdeelingen achter de eerste linie kunnen rechtstreeks aan de betrokken troepencommandanten wor den bekend gesteld. 5. Bij de beoordeeling van den tactischen toestand in het bij zonder wat de kwetsbaarheid der troepen betreft, dient uiteraard rekening te worden gehouden met andere ook in werkelijkheid optredende factoren. Deze zijn o. a. a. groepeering voor het gevecht, gebruik van het terrein; b. samenwerking met andere wapens; c. organisatie van het vuur (flankeering,, inzet der vuurwapens,, vuurleiding, zichtbaarheid der doelen en afstand enz.); d. groepeering en vuur van de tegenpartij; enz, 436

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 20