Dank zij de goede zorgen van den captain verliep de reis naar wensch en kwamen wij, na te Singapore onze Engelsche mede passagiers (-passagiere) te hebben afgezet, in den ochtend van den 28en Maart, bezield met de beste voornemens te Belawan aan. Hier ontvingen wij d t.k. van Kolonel Snell een invitatie van den Hoofd-administrateur der Deli-Maatschappij, den Heer J.J. Priebée, om van ZHEG's logeerpaviljoen gebruik te maken en hem hét genoegen te doen ons verder in zijne woning als gast te beschouwen. In twee auto's ging het nu full-speed Medan- waarts waar ons na aankomst, en nadat wij ons eerst even over tuigd hadden van de legering der onderofficieren en minderen der deputatie, een prachtigen autotocht door verschillende on dernemingen der Deli-Maatschappij werd aangeboden onder de deskundige leiding van den Heer van der Linden en waarbij ver schillende instellingen, zooals o a. een eigen ambachtsschool, werden bezichtigd en bezocht. Gedurende de lunch stelde onze gastheer ons voor om des avonds in Brastagie te gaan dinee- ren, welke uitnoodiging dankbaar werd aanvaard. Om 3.30 u. n.m'. ging het bergwaarts om te 6 u. n m. te Brastagie aan te komen en aldaar onder het genot van een kop thee te genieten van het mooie uitzicht van af het terras van den bungalow der Maatschappij, waarna ons in het keurig geheel gerestaureerd hotel een voortreffelijk diner wachtte. Dit laatste en de te voren genoten cocktails, die volgens zeggen der overige deputatieleden in dat Brastagische klimaat zoo buitengewoon goed smaakten, waren oorzaak dat de nachtelijke terugtocht in vroo- lijke stemming werd ondernomen, waarbij af en toe een liedje ten beste werd gegeven. Doch aan alles komt een einde, zoo ook aan dezen meer dan genoeglijken dag. Na enkele uren slaap was onze hartelijke gast heer wederom present om ons een goede reis te wenschen, want klokslag 6 u. v.m. vertrok onze trein naar Atjeh. Het zij mij vergund van af deze plaats den Heer Priebée nogmaals ons aller hartelijken dank te betuigen voor de verleende gastvrijheid en de ons verschafte genoegens. Wij officieren voelden daar in Medan zoo juist, dat de betoonde hartelijkheid niet alleen onze personen betrof, doch ook ons korps, ja het leger in het algemeen. Hoe leefde onze gastheer niet met de a.s. feesten te Koetaradja mede. Door ambtsbezigheden tot zijn grooten spijt verhinderd om persoonlijk naar Atjeh te gaan, had ZHEG. den Secretaris der Deli-Maatschappij, de Heer P. W. van Rossum, naar Koetaradja afgevaardigd om daar getuigenis af te leggen van de gevoelens der planterswereld t.a. v. ons jubileerend keurkorps. Zoo bracht na een hartelijk afscheid een vroege ochtendtrein van de Deli-Spoorweg Maatschappij ons naar Besitang, het grens station met Atjeh, alwaar wij overstapten in de compartimenten van de ons zoo zeer bekende en gereedstaande ,,A. T." Na even 418

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 2