3. HET GASMASKER VOOR HET NEDERLANDSCH-
INDISCHE LEGER.
door
J. F. VAN KERVEL.
Eerste luitenant der Infanterie.
A. Motieven die geleid hebben tot het ontwerpen vaneen
rubber gasmasker voor het Nederlandsch-lndische Leger.
Hiervoor verwijzen wij den belangstellenden lezer naar het
Februari-nummer van het I. M. T., jaargang 1930, pag. 122, ad 10.
B. Beschrijving van het masker.
1. Algemeen.
Het rubbergasmasker, gasmasker A. genoemd, wordt in 3 tail
les uitgevoerd, n. 1. een groote, middel en kleine taille. De taille
nummers, respectievelijk 3, 2 en 1, zijn op de rechterzijde van
het maskerdoek geperst.
Het gasmasker wordt met behulp van een elastieken bandenstel
tegen het gelaat bevestigd en is door middel van een metalen
mondstuk, waaraan een rubberslang, met de filterbus verbonden.
De filterbus bevindt zich in het eene gedeelte van de gasmas-
kertasch, terwijl het gelaatstuk in zijn geheel met een gedeelte
van de rubberslang, in het andere gedeelte opgeborgen wordt.
2. De onderdeelen.
a. Het gelaatstuk (zonder oogconstructie, zie photo).
De afsluitlijn van het masker is die van het z. g. „Halfmasker".
De afsluitlijn loopt dwars over het voorhoofd- via de slapen en
de wangen langs de onderzijde van de kin. Het gelaatstuk is uit
rubberdoek vervaardigd en bestaat uit 2 rubberlagen, waartusschen
een canvaslaag is ingebracht.
Op de plaats waar de omtrek van het maskerdoek het gelaat
raakt (afsluitlijn), is, om een betere gasdichte afsluiting te ver
krijgen, een z. g. „binnenraam" aangebracht, bestaande uit een
verhoogden, uit zacht rubber bestaanden en op het maskerdoek
gevulcaniseerden rubberrand. (In de literatuur wordt in het
447