c. Het mondstuk, (zie schets 2).
Het mondstuk is vervaardigd van aluminium en is uitwendig
groen geverfd. Het mondstuk is inwendig van twee afzonderlijke
kanalen voorziendoor het eene kanaal kan de in te ademen
lucht, via filterbus en slang toetreden, door het andere verlaat
de uitgeademde lucht via het uitademingsventiel het masker (zie
ook onder E.). Het bovenste gedeelte van het mondstuk, tot kraag
B. wordt in de daarvoor bestemde ronde opening aan de onder
zijde van het maskerdoek gestoken. De kraag A. komt dan aan
de binnenzijde, de kraag B. aan de buitenzijde, van het masker
doek vrij. Om het rubbergedeelte, dat het tusschen de kragen
A. en B. gelegen gedeelte van het mondstuk bedekt, wordt een
touwwurging gelegd (zie ook onder g.). Om het gedeelte H. met
kraag C. wordt de rubberademhalingsslang, terwijl om het ge
deelte E. het uitademingsventiel gemonteerd wordt. Teneinde te
beletten, dat het rubberuitademingsventiel bij het opbergen van
het masker in de tasch knikt of bij het in beschermingsstelling
dragen van het masker door het ver vooroverbuigen van het hoofd
dichtgeknepen wordt en om tevens verdere beschadigingen te
voorkomen, is daaromheen een van licht metaal vervaardigde
ventielbeschermer F. aangebracht, die met behulp van twee
schroeven K. aan het mondstuk bevestigd wordt. Door de aan
wezigheid van den opstaanden kraag D. kan er geen condensa-
tievocht, dat bij langdurig dragen binnen het masker ontstaat-
door de inademingsopening, doch wel door de uitademingsopening,
dus via het uitademingsventiel naar buiten treden. Was de op-,
staande kraag D. niet aanwezig, dan zou bij het vooroverbuigen
van het hoofd het condensatievocht door de inademingsopening
weg loopen en dan via de rubberslang de filterbus bereiken,
waardoor de vulling nat zou worden en de inademingsweerstand
van de bus aanmerkelijk zou worden verhoogd.
d. Het bandenstel.
Het bandenstel bestaat uit vier elastieken en een linnen (de
voorhoofd) band. De vaste uiteinden der banden komen op een
trapeziumvormig lederen verzamelstukje samen, welk stukje zooveel
mogelijk op het achterhoofd, juist onder de kruin moet rusten.
De banden worden door de op de oplegstukken van het gelaat
stuk genaaide gespen gestoken. De gespen zijn van zoodanige
constructie, dat men, indien het masker in beschermingsstelling
gedragen wordt, zoonoodig de vrije uiteinden der banden slechts
behoeft aan te trekken om het masker tegen het gezicht te drukken.
Het elastiek is van goede kwaliteit, waardoor het mogelijk is de
banden een vasten stand te geven, zoodat men in het algemeen
bij het op- en afzetten van het masker, de banden, indien zij
eenmaal voor den drager op de juiste lengte zijn gesteld, niet
telkens opnieuw behoeft te verstellen.
449