hangen, werkt op de vulling in en wordt met een volgende in ademing ook weer ingeademd. Het zal den lezer duidelijk zijn, dat bij gebruik van ventielen, de constructie van het uitademingsventiel met zeer veel zorg moet geschieden. Bij het uitademen moet de uitademingslucht gemak kelijk en in zeer korten tijd (de tijd van een uitademing) naar buiten kunnen. Het ventiel moet dus bij uitademen zonder moeite geopend worden. Indien dit niet het geval is, dan zal het te lang duren voor de uitademingslucht naar buiten is getreden, waardoor de man, vooral bij versnelde ademhaling, het benauwd zal krijgen en de uitademingslucht tusschen de wanden van het masker en het gelaat een uitweg naar buiten zal zoeken. Bij de constructie van uitademingsventielen moet de uitademingsweerstand dus zoo gering mogelijk zijn. Waar aan den eenen kant de eisch gesteld wordt dat het ventiel zich bij het uitademen vlug opent, moet het bij het inademen (onderdruk) onmiddellijk gasdicht sluiten. Sluit het venhei te langzaam, dan ademt de man via het uit- ademingsventièl bij iedere inademing, dus onmiddellijk na het uitademen, eenige cm3 gas mede naar binnen. Vooral bij gassen, die cumulatief werken, kan dit op den langen duur fataal zijn. De „doode gang" van het uitademingsventiel moet dus practisch gelijk 0 zijn. De le Luit. A. A. Schwing schrijft dan ook in zijn boek „Che mische strijdmiddelen en de bescherming daartegen" op pag. 194: „Uitademingsventielen, welke in een gasatmosfeer hangen, „komen, wanneer er ingeademd wordt, bij sluiten iets na. Hier door ontstaat de mogelijkheid, dat zeer geringe sporen gas zich „bij inademing door het uitademingsventiel naar binnen werken". Het uitademingsventiel van het masker A. is echter door den fabrikant zoo goed geconstrueerd, dat zelfs bij proeven met ab normaal hooge gasconcentraties, van binnen komen van gas geen sprake was. Bovendien is de uitademingsweerstand zeer gering. Indien men nu het uitademingsventiel zou opsluiten in een metalen koker, (gedeeltelijk van kleine gaatjes voorzien) dan is men zeker voor 100 °/0 beveiligd. De ruimte nl. binnen de koker waarin zich het uitademings ventiel bevindt, zal na iedere uitademing een moment gevuld blijven met uitademingslucht. Mocht het ventiel dan onvoldoende sluiten, dan wordt geen gas, doch eenige c.m3. uitademings lucht ingeademd. Zelfs bij slecht geconstrueerde uitademings ventielen is het bij deze constructie uitgesloten, dat gas inge ademd wordt. Door de aanbrenging van zoo'n metalen koker, wordt het masker echter grooter in omvang en moet de op bergruimte voor het masker ook grooter gemaakt worden. In verband met de uitstekende kwaliteit is bij de constructie van gasmasker A. van een dergelijken metalen koker afgezien. 453

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 37