Het inademingsventiel is vervaardigd van rubber en heeft een
ronden vorm (schets 3c). In het midden van het ventiel is een
rond gaatje aangebracht.
In de bovenzijde van de bus (schets 3a) bevindt zich het ronde
blikken rooster A, met vier doorlaatopeningen. Op het midden
van het rooster is een ronde knop B (zie schets 3a en 3b) aan
gebracht. Door nu het inademingsventiel op het blikken rooster
te plaatsen (het ronde gaatje van het ventiel wordt over knop
B. gebracht, zie schets 3b), worden de vier doorlaatopeningen
afgesloten. Bij inademen wordt het ventiel een weinig naar boven
gezogen, zoodat de inademingslucht door de doorlaatopeningen
en langs het inademingsventiel naar binnen kan komen, terwijl
bij uitademen het ronde inademingsventiel door de uitademings-
lucht op het blikken rooster gedrukt wordt, zoodat de lucht dus
door het uitademingsventiel naar buiten moet.
F. Het passen van de gasmaskers.
Zooals in den aanhef reeds is medegedeeld, wo^rdt het masker
A. in 3 verschillende tailles uitgevoerdNo. 1 is de kleinste,
No. 2 de normale en No. 3 de grootste taille.
Welke maat van gasmasker aan den gebruiker moet worden
uitgereikt, wordt bepaald door de grootte van de lijn voorhoofd
slapen-wangen-onderzijde kin. De lengte van den horizontalen
hoofdomtrek (hoedmaat) is bij de Europeesche troepen wel van
invloed, bij de inheemsche troepen kan hiermede evenwel geen
rekening gehouden worden. (Men denke aan de groote achter
hoofden van de Timoreezen, met in verhouding betrekkelijk
kleine gezichten.)
Het uitreiken en passen van de maskers moet met de meeste
zorg geschieden. Is het masker niet gasdicht, dan is het voor
den man te velde verder onbruikbaar. Door den vertikalen gelaats-
vorm (lijn voorhoofd-slapen-wangen-kin) van den man te meten,
kan men met vrij groote zekerheid het hem passende gasmasker
uitreiken. Na eenigen tijd echter krijgt men zooveel routine, dat
men op het oog de juiste taillemaat verstrekt.
In het algemeen geldt
Het masker is te groot wanneer:
a. de oogen zich op of beneden den horizontalen diameter
van het oogglas bevinden.
b. de ebonieten oogringen tegen het voorhoofdbeen drukken.
c. bij Europeanen de bovenrand van het gelaatstuk te dicht bij
de haarinplanting rust.
Het masker is te klein, wanneer:
a. de oogen zich ver boven den horizontalen diameter van het
oogglas bevinden.
b. de bovenrand van het maskerdoek op de wenkbrauwen of
even daarboven rust.
454