het geheel in carré-vorm opgesteld, waarvan de tribune een der zijden uitmaakte. De Gewestelijk Militair Commandant stelde zich ongeveer in het midden op, terwijl de adjudant-onderofficier der Mar. van Dongen aangewezen om het vaandel te dragenzich tegenover kolonel Rijnders plaatste, geflankeerd door den commandant van het korps Marechaussee, den majoor L. H. C. D. P. Engles en den kapitein-adjudant K. H. Bergers. Nadat het vaandel van zijn foudraal was ontdaan gaf kolonel Rijnders last om den ban te openen. De luitenant-adjudant van den gewestelijken Staf las daarop het Koninklijk Besluit voor, waarbij aan het Korps Marechaussee als belooning voor zijne roemrijke daden een vaandel werd verleend. Na het sluiten van den ban richtte kolonel Rijnders zich met de volgende woorden tot den commandant van het korps Marechaussee „Majoor Engles. Ter onmiddellijke uitvoering van de bevelen van „Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin, valt mij de groote „eer te beurt U als Commandant van het Korps Marechaussee het voor dat keurkorps bestemde vaandel te mogen overhan digen. Symbool van saamgehoorigheid, trouw aan ons geliefde „vorstenhuis en ons dierbaar vaderland, herinnering aan de schit terende daden gedurende het 40-jarig bestaan van het korps „zal ongetwijfeld deze hooge Koninklijke onderscheiding een "prikkel te meer zijn tot handhaving van den goeden korpsgeest, "die—als de omstandigheden daartoe leiden, ons het beste doet "geven wat in ons is zoo noodig met inzet van ons leven, "ik acht mij gelukkig het vaandel aan U, die zoo vele jaren 1,'met eere bij het Korps Marechaussee diende, te mogen over handigen. Van harte wensch ik U en Uw korps geluk met „deze hooge onderscheiding". Na deze woorden overhandigde Kolonel Rijnders het schitte rende, rijk geborduurde vaandel aan Majoor Engles, waarna het door den vaandeldrager werd overgenomen, op welk oogenblik de geweren werden gepresenteerd en de muziek het Wilhelmus inzette. Een groote ontroering had zich van allen meester gemaakt en wat voelden wij oud-marechaussees niet in onze harten omgaan. Hoe gaarne hadden wij ook niet op dat moment achter het vaandel in de gelederen gestaan. Doch evenals de gelukkige marechaussees, die daar onder de wapenen stonden zwoeren ook wij nogmaals in ons binnenste, dat mocht de nood aan den man komen, ook wij niet-marechaussee's, van welk wapen of dienstvak ook, ons goed en bloed voor onze geëerbiedigde Vorstin en het Vaderland veil te hebben. Dat velen van ons door ontroering de tranen in de oogen drongen, zie daarover behoefden wij ons niet te schamen. Hei was een onvergetelijk oogenblik. 422

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 6