505 11. TIJDSCHRIFTEN-OVERZICHT. Orgaan der vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap 1929 1930. Extra aflevering. Het aanvallend gevecht in den bewegingsoorlog. door A. f. Dyxhoorn, kapitein van den Generalen Staf, Leeraar aan de H.K.S. Deze studie wordt door schrijver genoemd: „Een neerslag van mijne studiën aan de Ecole Supérieure de Guerre te Parijs" en voert als motto „De oorlog is eene aaneenschakeling van bijzondere gevallen". Als hoofdkenmerk van een aanval in den bewegingsoorlog wordt het „onbekende" genoemd, zulks als tegenstelling met een aanval in den stel lingoorlog en de verdedi'ging, waar men weet op welk terrein men zal gaan strijden. „In de meeste gevallen" zegt schrijver, „ziet een commandant zich dan „ook voor de noodzakelijkheid geplaatst knoopen door te hakken terwijl hij „niet beschikt over volledige gegevens sterker nog terwijl hij over slechts „weinig gegevens beschikt, welke bovendien onderling niet overeenstemmen „Maar zijn troep moet voorwaarts, den vijand opzoeken enz. Er moet daar- „toe één of ander bevel uitgaan" „Hoe langer men wacht, des te meer gaat men rekening houden, ja is „men zelfs verplicht rekeni'ng te gaan houden, met de maatregelen des „vijands. En inplaats dat wij, als aanvaller het initiatief aan onze zijde „houden, palmt de tegenpartij dit in en legt hij ons ten slotte zijn wil op". „De groote lijn van ons plan" noemt schrijver „ik wil daar en daar heen „en men vergete dit vooral niet, ik wil den vijand slaan met vereeni'gde „strijdkrachten". Alle gevechtsphases, welke aan den hoofdaanval voorafgaan, vormen „geen principe", doch zijn „slechts een procédé". „Een procédé nu past men „alleen toe, wanneer de omstandigheden voor toepassing gunstig zijn". Achtereenvolgens worden nu behandeld: De naderingsmarsch, de gevechts aanraking, de inleidende gevechten, de aanval op 's vijands hoofdweer- standslijn en de uitbreiding van het behaalde succes. Bij den naderingsmarsch moet aan 3 hoofdvoorwaarden worden voldaan: le. de marsch moet zooveel mogelijk aan de inwerking van 's vijands vuur (op groote afstanden) worden onttrokken 2e. men moet marcheeren in eene formatie, welke beantwoordt aan het doel, dat men met den marsch beoogt, m.a.w. men moet zich spoedig tot het gevecht kunnen ontwikkelen en op een wijze, welke overeen stemt met de ontvangen opdracht, en met de plannen, welke men ter uitvoering van die opdracht, heeft gemaakt 3e. de formatie, waarin men den troep verplaatst, moet het gemakkelijk maken het hoofd te bieden aan verrassingen, welke de vijand ons ge durende onze nadering kan bereiden en die ons kunnen noodzaken van ons plan af te zien. Tegenover een stilstaanden vijand hangt de afstand waarop de naderings marsch moet beginnen af van den afstand waarop men van 's vijands vuur kan te lijden hebben. Als men dit niet met zekerheid weet, dan blijft er niets anders over, dan op goed geluk op een bepaalden afstand eene naderings formatie aan te nemen. De Nederlandsche gevechtshandleiding heeft dien afstand op 15 km. bepaald. Anders wordt de toestand wanneer de vijand evenals wij in beweging is. Snelheid is in het ontmoetingsgevecht een factor van kapitaal belang. Be gint men dus te vroeg met het aannemen van een naderingsformatie (waar door de marschsnelheid tot 1 a 2 km. per uur gereduceerd wordt), dan riskeert men juist overal even te laat te komen. Neemt men nu aan, zegt schrijver, dat bij een marsch in de richting van den vijand, waarbij een ontmoeting niet is uitgesloten, het gros nimmer als

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 97