zonder wederwaardigheden naar Emmahaven, waar de Gewestelijk Militair Commandant met zijne Bataljonscommandanten en een vertegenwoordiger van den Gouverneur van Sumatra's Westkust hunne opwachting bij den Legercommandant kwamen maken. Des avonds woonden wij deputatieleden een door Z. E. den Legercommandant ten huize van kolonel Gleijsteen gehouden receptie bij om daarna met onze gastvrouw en gastheer nog enkele uurtjes na te boomen. 10 April vertrokken wij, waarbij de Legercommandant uitgeleide werd gedaan door den Gewestelijk Militair Commandant, den Gouverneur en alle officieren en B.B. ambtenaren per Gouver- nementsstoomer „Eridanus" huiswaarts. Nog was het contact met Atjeh niet verbroken, want als gezagvoerder van ons schip mochten wij aantreffen den Heer J. C. Lagaay, ons uit onzen lateren Atjeh tijd wel bekend als commandant van de „Orion". Dat ook Mevrouw Lagaay aan boord was en aldus onze reis naar Java veraangenaamde was voor ons een verrassing. Op zekere wijze na ons nog in de gelegenheid gesteld te hebben den Krakatau en Langeiland te bezichtigen bracht de Heer Lagaay ons in den vroegen ochtend van 13 April te Tan- djong-Priok. Dat er aan boord nog veel over de afgeloopen feestdagen werd gesproken laat zich begrijpen. Het was dan ook een schitterend geheel, een vlekkeloos ver- loopen aaneenschakeling van plechtigheden en feesten, die diepen indruk hebben gemaakt en een blijvende herinnering hebben ge vestigd bij allen die er getuige van mochten zijn. Vooral de aanwe zigheid van de meergenoemde Atjehsche grooten en hoofden sterkte ons in de overtuiging dat het Atjehsche volk onze goede bedoelingen begint te waardeeren en dat het thans beseft, dat het ons eenig doel, ons streven is om rust, orde, veiligheid en welvaart te schep pen en te handhaven en bij hen de diep gevoelde overtuiging te doen vestigen, dat ons bestuur hen allen ten zege strekt. Laten wij er dan ook voor zorgen dat de 75 jarige herdenking van de komst van ons bestuur in Atjeh, geen enkele vijandige gedachte meer zal opwekken. Hiervoor zijn noodig uitgezochte bestuurs ambtenaren, volkomen samengaan tusschen het burgerlijk en het militair gezag, een uitgebreide gezondheidsdienst, goed onderwijs (opleiding toekomstige hoofden) en last but not least goede ver bindingswegen. Ook hier is voor het Korps Marechaussee met zijne officieren-bestuurders nog een schoone en eervolle taak weggelegd. Bandoeng, 9 Mei 1930. 431

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 15