609 op te leiden het verbindingspersoneel. Het tegenwoordige stelsel van opleiding (met eerste oefentijd van 5'/2 maand) wordt volgens schr. in militaire kringen geheel als onvoldoende beschouwd en is niet langer te handhaven. Mil. Wochenblatt. No. 23. December 1929 „Nahkampfausbildung". Een nabetrachting over het gelijknamige artikel in M. W. No. 14. (blz. 187 1 M. T.). „Aan het geweervechten kan ik, ten minste als voorbei eiding voor de wer kelijkheid, geen hooge beteekenis toekennen. De voorgeschreven houdingen en bewegingen komen te veel gekunsteld voor, in het genoemde artikel wordt het terecht als niet „kriegsmaszig" aangeduid". Als bezwaar wordt genoemd dat de opleiding te veel tijd vereischt; men komt niet verder dan het begin. De schr. voelt veel meer voor het beoefenen van het boksen. Mil Wochenblatt. No. 25 December 1929. Vorbereitungen zur Rekruten- ausbildung. Infanterie." „De beteekenis der onderwijsmiddelen voor de op leiding werd reeds in meerdere militaire vaktijdschriften op de juiste waarde be oordeeld. Het behoeit geen betoog dat de onderwijsmiddelen van een opleidingscompagnie voorbeeldig moeten zijn. De eisch der moderne paedagogie, de leermiddelen door de leerlingen zelf te doen vervaardigen en herstellen, kan juist bij een opleidingsbataljon gemakkelijk worden doorgevoerd. (Zand- kistenaanmaak, tabellen met rangsonderscheidingsteekenen enz.). Mil. Wochenblatt No. 27. Januari 1930. Der FrUhsport des Soldaten". „Ik kan het niet loochenen: Mij is nog altijd een compagnie, welke gemid deld een 8 of meer schiet op 200 meter en aan alle mitrailleureischen voldoet, meer waard dan een compagnie „unentwegter Frühsportler". Tegelijk echter in de sport, in het schieten, in de gevechtsopleiding en op elk ander gebied uitblinken, kan geen enkele compagnie. Ergens moet men een zwaartepunt leggen, evenals in de tactiek. Ons zwaartepunt ligt in het schieten en in het gevecht. We hebben in deze onderdeelen nog heel veel te leeren". In No. 28 wordt het artikel beantwoord en gedeeltelijk bestreden. Voorschriften. Mavors No. 1. Januari 1930. „Gewijzigde en nieuwe hoofdstukken van de Aanwijzingenkapitein D. v. d. Waalt. Behandeld worden de voornaamste zaken uit de in Nederland verschenen wijzigingen op de „Aanwijzingen voor de opleiding der Infanterie", welke noodig zijn geworden door de veranderde samenstelling van het bataljon en de invoering van de 3-groepen sectie. Tactiek. De Militaire Spectator. No. 1. Januari 1930. Rechtstreeksche steun", luit. kolonel Jhr. D. Mollerus. „De rechtstreeksche steun heeft zijn ontstaan te danken aan de behoefte van de infanterie aan meer zekerheid omtr' nt het tijdig openen en staken van bepaalde vuren uit het vuurplan, alsmede aan tijdigen artilleriesteun in die te verwachten gevechtsmomenten, waarin het niet mogelijk is, daarvan door middel van een te voren opgemaakt vuurplan te voldoen". „Alleen voor het bestrijden van die doelen, welke de vervulling van de aan zijn onderdeel gegeven opdracht beletten, zonder dat zulks alleen door eigen middelen kan worden voorkomen, zal hij (inf. comdt.) artilleriesteun mogen vragen". Mavors. No. 1. Januari 1930. „Vragen betreffende Bevelvoeringhand leiding voor het geven van bevelen in den bewegingsoorlog met voorbeelden op de kaart", beantwoord door den schrijver. De vragen luiden 1. Welke zijn de kenmerkende verschillen bij het uitzetten van voorposten vóór een stelling en ter beveiliging van een legering? 2. Zetten de voorposten vóór een stelling ook voorpostendetachementen uit, beveiligen zij zich door wachten, worden ook patrouilles uitgezonden en posten geplaatst?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 103